Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ruisen (Nederlands) in het Frans

ruisen:

ruisen werkwoord

  1. ruisen (suizen; suizelen)
    froisser; froufrouter; murmurer
    • froisser werkwoord (froisse, froisses, froissons, froissez, )
    • froufrouter werkwoord (froufroute, froufroutes, froufroutons, froufroutez, )
    • murmurer werkwoord (murmure, murmures, murmurons, murmurez, )
  2. ruisen
    murmurer
    • murmurer werkwoord (murmure, murmures, murmurons, murmurez, )
  3. ruisen (zacht ruisen)
    bruire; siffler; faire un bruit léger; murmurer
    • bruire werkwoord
    • siffler werkwoord (siffle, siffles, sifflons, sifflez, )
    • murmurer werkwoord (murmure, murmures, murmurons, murmurez, )

Vertaal Matrix voor ruisen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bruire ruisen; zacht ruisen knisperen; mousseren; opbruisen; ritselen; sprankelen; tintelen
faire un bruit léger ruisen; zacht ruisen
froisser ruisen; suizelen; suizen belasteren; grieven; krenken; kreukelen; kreuken; kwaadspreken; kwetsen; lasteren; opfrommelen; pijn bezorgen; pijn doen; rimpelen; smaden; verfrommelen; verkreukelen; verwonden; zeer doen
froufrouter ruisen; suizelen; suizen knisperen; ritselen
murmurer ruisen; suizelen; suizen; zacht ruisen fluisteren; kabbelen; lispelen; mompelen; prevelen; sissen; smiespelen; smoezen
siffler ruisen; zacht ruisen blazen; fluiten; pijpen; zoeven

Verwante woorden van "ruisen":


Wiktionary: ruisen

ruisen
verb
  1. Traductions à trier suivant le sens

ruisen vorm van ruis:

ruis [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de ruis (geruis)
    le bruissement; le murmure; le froufrou; le froissement; le frémissement; le tintement; le crissement; le bourdonnements; le susurrement; le bruit léger

Vertaal Matrix voor ruis:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bourdonnements geruis; ruis
bruissement geruis; ruis gegons; geritsel; gesuis; ritseling; suizing
bruit léger geruis; ruis
crissement geruis; ruis gekrab; gekras; geritsel; krassen; ritseling
froissement geruis; ruis buil; bult; geritsel; kneuswond; kneuzing; letsel; ritseling
froufrou geruis; ruis geritsel; gesuis; ritseling; strook; suizing; volant
frémissement geruis; ruis beving; bibberatie; bibberen; gebeef; geritsel; gesuis; getintel; huiverigheid; huivering; rillen; rilling; ritseling; siddering; suizing; tinteling
murmure geruis; ruis gebrom; gemompel; gemurmel; gepruttel; geroezemoes; gesputter; gesuis; suizing
susurrement geruis; ruis gesuis; suizing
tintement geruis; ruis gesuis; getintel; suizing; tinteling

Verwante woorden van "ruis":


Wiktionary: ruis

ruis
noun
  1. een structuurloos en voortdurend geluid dat een continuüm van toonhoogten bevat
ruis

Verwante vertalingen van ruisen