Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. pis:
  2. Wiktionary:
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. pis:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor pis (Nederlands) in het Frans

pis:

pis [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de pis (urine; zeik)
    la pisse; l'urine
    • pisse [la ~] zelfstandig naamwoord
    • urine [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor pis:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pisse pis; urine; zeik
urine pis; urine; zeik plas; plasje; plasje doen

Verwante woorden van "pis":

  • pissen

Wiktionary: pis

pis
noun
  1. biologie|fr liquide dû à la filtration du sang par les reins et conduit par les uretères dans la vessie, puis évacuer par le canal de l’urètre.

Cross Translation:
FromToVia
pis pipi pee — urine
pis pisse; urine; pipi piss — urine
pis pipi wee — urine



Frans

Uitgebreide vertaling voor pis (Frans) in het Nederlands

pis:

pis bijvoeglijk naamwoord

  1. pis (pire; plus mauvais)
    slechter; erger

Vertaal Matrix voor pis:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
erger pire; pis; plus mauvais plus difficile; plus pénible
slechter pire; pis; plus mauvais

Synoniemen voor "pis":


Wiktionary: pis

pis
noun
  1. anatomie|fr mamelle de bête laitière (vache, brebis, etc.).
pis
noun
  1. de melkklier van een herkauwer

Cross Translation:
FromToVia
pis uier udder — part of domestic milk-giving animal that expresses milk

pisé:


Synoniemen voor "pisé":


Verwante vertalingen van pis