Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. aanvechten:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aanvechten (Nederlands) in het Frans

aanvechten:

aanvechten werkwoord (vecht aan, vocht aan, vochten aan, aangevochten)

  1. aanvechten (betwisten; bestrijden)
    contester; disputer; attaquer
    • contester werkwoord (conteste, contestes, contestons, contestez, )
    • disputer werkwoord (dispute, disputes, disputons, disputez, )
    • attaquer werkwoord (attaque, attaques, attaquons, attaquez, )

Conjugations for aanvechten:

o.t.t.
  1. vecht aan
  2. vecht aan
  3. vecht aan
  4. vechten aan
  5. vechten aan
  6. vechten aan
o.v.t.
  1. vocht aan
  2. vocht aan
  3. vocht aan
  4. vochten aan
  5. vochten aan
  6. vochten aan
v.t.t.
  1. heb aangevochten
  2. hebt aangevochten
  3. heeft aangevochten
  4. hebben aangevochten
  5. hebben aangevochten
  6. hebben aangevochten
v.v.t.
  1. had aangevochten
  2. had aangevochten
  3. had aangevochten
  4. hadden aangevochten
  5. hadden aangevochten
  6. hadden aangevochten
o.t.t.t.
  1. zal aanvechten
  2. zult aanvechten
  3. zal aanvechten
  4. zullen aanvechten
  5. zullen aanvechten
  6. zullen aanvechten
o.v.t.t.
  1. zou aanvechten
  2. zou aanvechten
  3. zou aanvechten
  4. zouden aanvechten
  5. zouden aanvechten
  6. zouden aanvechten
diversen
  1. vecht aan!
  2. vecht aan!
  3. aangevochten
  4. aanvechtende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

aanvechten [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. aanvechten (betwisten; bestrijden)
    la dispute; la lutte
    • dispute [la ~] zelfstandig naamwoord
    • lutte [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor aanvechten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dispute aanvechten; bestrijden; betwisten botsing; conflict; debat; dispuut; doolhof; gefoeter; gescheld; geschil; gevecht; kamp; labyrint; meningsverschil; onenigheid; redestrijd; redetwist; ruzie; ruzie maken; scheldpartij; strijd; twist; twistgesprek; warboel; warnet; woordenstrijd; woordenwisseling; worsteling
lutte aanvechten; bestrijden; betwisten doolhof; gevecht; geworstel; handgemeen; kamp; kloppartij; knokpartij; labyrint; matpartij; oorlog; slag; strijd; strijden; vechtpartij; veldslag; warboel; warnet; worsteling
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
attaquer aanvechten; bestrijden; betwisten aanpakken; aanranden; aanvallen; attaqueren; belegeren; bestormen; grijpen; onderhanden nemen; onteren; ontwijden; overvallen; toeslaan; vrouw aanranden
contester aanvechten; bestrijden; betwisten argumenteren; disputeren; in tegenspraak zijn met; redetwisten; tegenspreken; twisten; weerspreken
disputer aanvechten; bestrijden; betwisten

Wiktionary: aanvechten

aanvechten
verb
  1. Mettre en discussion ce que quelqu’un revendique.
  2. Être en discussion plus ou moins vif à propos d’opinions, d’intérêts.