Overzicht
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
- los:
- lossen:
- Wiktionary:
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor los (Nederlands) in het Frans
los:
-
los (beweegbaar; mobiel; verzetbaar; verplaatsbaar; roerend)
mobile; portatif; transportable; pas fixe-
mobile bijvoeglijk naamwoord
-
portatif bijvoeglijk naamwoord
-
transportable bijvoeglijk naamwoord
-
pas fixe bijvoeglijk naamwoord
-
-
los (niet vast)
-
los (niet vast; verschuifbaar; verplaatsbaar)
coulissant; mobile; portatif; transportable-
coulissant bijvoeglijk naamwoord
-
mobile bijvoeglijk naamwoord
-
portatif bijvoeglijk naamwoord
-
transportable bijvoeglijk naamwoord
-
-
los (pulverig; rul; mul)
-
los (wankel; wankelend; wankelbaar; rank; onvast)
chancelant; précaire; bancal; incertain; indécis; vacillant; d'une façon incertaine-
chancelant bijvoeglijk naamwoord
-
précaire bijvoeglijk naamwoord
-
bancal bijvoeglijk naamwoord
-
incertain bijvoeglijk naamwoord
-
indécis bijvoeglijk naamwoord
-
vacillant bijvoeglijk naamwoord
-
d'une façon incertaine bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor los:
Verwante woorden van "los":
Antoniemen van "los":
Verwante definities voor "los":
Wiktionary: los
los
Cross Translation:
adjective
-
Qui a le pouvoir de faire ce qu’il vouloir, d’agir ou de ne pas agir.
- libre → vrij; los; onbelemmerd; onbezet; open; vlot; vrijgesteld
-
Non serré
- lâche → los; ongebonden
-
Qui se meut ou qui peut être mû, qui n’est pas fixe. (Sens général).
-
Qui présente une caractéristique spéciale, qui appartenir, proprement et singulièrement, à certaines personnes ou à certaines choses; qui n’est point commun à d’autres personnes, à d’autres choses de même espèce.
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• los | → libre | ↔ free — not imprisoned |
• los | → libre | ↔ free — unconstrained |
• los | → lâche | ↔ loose — not fixed tightly |
los vorm van lossen:
-
lossen (iets uitladen; ontladen; afladen)
décharger; débarquer-
décharger werkwoord (décharge, décharges, déchargons, déchargez, déchargent, déchargais, déchargait, déchargions, déchargiez, déchargaient, déchargai, déchargas, décharga, déchargâmes, déchargâtes, déchargèrent, déchargerai, déchargeras, déchargera, déchargerons, déchargerez, déchargeront)
-
débarquer werkwoord (débarque, débarques, débarquons, débarquez, débarquent, débarquais, débarquait, débarquions, débarquiez, débarquaient, débarquai, débarquas, débarqua, débarquâmes, débarquâtes, débarquèrent, débarquerai, débarqueras, débarquera, débarquerons, débarquerez, débarqueront)
-
-
lossen (uitladen)
décharger; débarquer; vider-
décharger werkwoord (décharge, décharges, déchargons, déchargez, déchargent, déchargais, déchargait, déchargions, déchargiez, déchargaient, déchargai, déchargas, décharga, déchargâmes, déchargâtes, déchargèrent, déchargerai, déchargeras, déchargera, déchargerons, déchargerez, déchargeront)
-
débarquer werkwoord (débarque, débarques, débarquons, débarquez, débarquent, débarquais, débarquait, débarquions, débarquiez, débarquaient, débarquai, débarquas, débarqua, débarquâmes, débarquâtes, débarquèrent, débarquerai, débarqueras, débarquera, débarquerons, débarquerez, débarqueront)
-
vider werkwoord (vide, vides, vidons, videz, vident, vidais, vidait, vidions, vidiez, vidaient, vidai, vidas, vida, vidâmes, vidâtes, vidèrent, viderai, videras, videra, viderons, viderez, videront)
-
Conjugations for lossen:
o.t.t.
- los
- lost
- lost
- lossen
- lossen
- lossen
o.v.t.
- loste
- loste
- loste
- losten
- losten
- losten
v.t.t.
- heb gelost
- hebt gelost
- heeft gelost
- hebben gelost
- hebben gelost
- hebben gelost
v.v.t.
- had gelost
- had gelost
- had gelost
- hadden gelost
- hadden gelost
- hadden gelost
o.t.t.t.
- zal lossen
- zult lossen
- zal lossen
- zullen lossen
- zullen lossen
- zullen lossen
o.v.t.t.
- zou lossen
- zou lossen
- zou lossen
- zouden lossen
- zouden lossen
- zouden lossen
en verder
- ben gelost
- bent gelost
- is gelost
- zijn gelost
- zijn gelost
- zijn gelost
diversen
- los!
- lost!
- gelost
- lossend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor lossen:
Verwante definities voor "lossen":
Wiktionary: lossen
lossen
noun
-
action de décharger.
- décharge → afladen; lossen; stut; vrijwaring; vrijspraak; opluchting; salvo; pak; spui; afwatering; boezem; overloopbekken; belt; vaalt; vuilnisbelt
-
action de décharger un navire, un bateau, une voiture de transport, une bête de somme, etc.
Computer vertaling door derden:
Verwante vertalingen van los
Frans
Uitgebreide vertaling voor los (Frans) in het Nederlands
os:
-
l'os
-
l'os
-
l'os
-
l'os
Vertaal Matrix voor os:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
been | os | jambe |
bot | os | |
knekel | os | |
knekels | os | |
ledemaat | os | membre; partie du corps |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bot | brusquement; d'un ton brusque; d'un ton sec; flou; grossier; impoli; mal élevé; maladroit; non civilisé; rudement; rustre; sans détours; simplement; sobrement; sèchement; tout net; vulgaire | |
Not Specified | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bot | robot |
Synoniemen voor "os":
Computer vertaling door derden: