Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. doorgeven:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor doorgeven (Nederlands) in het Frans

doorgeven:

doorgeven werkwoord (geef door, geeft door, gaf door, gaven door, doorgegeven)

  1. doorgeven (doorvertellen; rondvertellen; doorspelen; rondbrieven)
    transmettre; rapporter; répandre; faire circuler; colporter; se faire l'écho de
    • transmettre werkwoord (transmets, transmet, transmettons, transmettez, )
    • rapporter werkwoord (rapporte, rapportes, rapportons, rapportez, )
    • répandre werkwoord (répands, répand, répandons, répandez, )
    • faire circuler werkwoord
    • colporter werkwoord (colporte, colportes, colportons, colportez, )
  2. doorgeven (verder reiken)
    transmettre; remettre; faire circuler
    • transmettre werkwoord (transmets, transmet, transmettons, transmettez, )
    • remettre werkwoord (remets, remet, remettons, remettez, )
    • faire circuler werkwoord
  3. doorgeven (verder geven)
  4. doorgeven
    propager
    • propager werkwoord (propage, propages, propageons, propagez, )

Conjugations for doorgeven:

o.t.t.
  1. geef door
  2. geeft door
  3. geeft door
  4. geven door
  5. geven door
  6. geven door
o.v.t.
  1. gaf door
  2. gaf door
  3. gaf door
  4. gaven door
  5. gaven door
  6. gaven door
v.t.t.
  1. heb doorgegeven
  2. hebt doorgegeven
  3. heeft doorgegeven
  4. hebben doorgegeven
  5. hebben doorgegeven
  6. hebben doorgegeven
v.v.t.
  1. had doorgegeven
  2. had doorgegeven
  3. had doorgegeven
  4. hadden doorgegeven
  5. hadden doorgegeven
  6. hadden doorgegeven
o.t.t.t.
  1. zal doorgeven
  2. zult doorgeven
  3. zal doorgeven
  4. zullen doorgeven
  5. zullen doorgeven
  6. zullen doorgeven
o.v.t.t.
  1. zou doorgeven
  2. zou doorgeven
  3. zou doorgeven
  4. zouden doorgeven
  5. zouden doorgeven
  6. zouden doorgeven
en verder
  1. is doorgegeven
  2. zijn doorgegeven
diversen
  1. geef door!
  2. geeft door!
  3. doorgegeven
  4. doorgevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor doorgeven:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
colporter doorgeven; doorspelen; doorvertellen; rondbrieven; rondvertellen colporteren; huis-aan-huis-verkopen; klikken; leuren; uitventen; venten; verklappen; verklikken; verlinken; verraden
faire circuler doorgeven; doorspelen; doorvertellen; rondbrieven; rondvertellen; verder reiken aangeven; aanreiken; afgeven; geven; overgeven; overhandigen; ronddelen; rondgeven; rondreiken; toesteken; uitdelen; uitreiken; verdelen
faire passer doorgeven; verder geven doorsteken; erdoor halen; erdoor steken; met een vaartuig overzetten; overvaren; voorbijlaten
propager doorgeven alom bekend maken; propageren; rondstrooien; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verspreiden; verstrooien
rapporter doorgeven; doorspelen; doorvertellen; rondbrieven; rondvertellen berichten; doorslaan; iets melden; informeren; klikken; meedelen; melden; opbrengen; opleveren; overbrieven; rapporteren; terecht brengen; terugbezorgen; uit de school klappen; verklappen; verklikken; verlinken; verraden; verslag uitbrengen
remettre doorgeven; verder reiken aangeven; aanreiken; afgeven; aflossen; bijschenken; bijtanken; bijvullen; distribueren; geven; inleveren; leveren; overgeven; overhandigen; overleveren; reiken; remplaceren; restitueren; retourneren; ronddelen; schenken; terugbezorgen; terugbrengen; teruggeven; terugleggen; terugplaatsen; terugzenden; terugzetten; toesteken; uitreiken; verdagen; verdelen; verlenen; vernieuwen; verstrekken; versturen; vervangen; verwisselen; zenden
répandre doorgeven; doorspelen; doorvertellen; rondbrieven; rondvertellen afleggen; alom bekend maken; bezwijken; doorslaan; een boodschap uitdragen; het onderspit delven; klaar leggen; ronddelen; rondgeven; rondreiken; rondstrooien; spreiden; tenondergaan; uitdelen; uitdragen; uitreiken; uitspreiden; uitstrooien; uitwaaieren; uitzaaien; uitzenden; uitzwermen; verbreiden; verbreider; verdelen; verdeler; vergieten; verhaal vertellen; verhalen; verklappen; verkondigen; verraden; verspreiden; verstrooien; vertellen; waaieren; zich verspreiden
se faire l'écho de doorgeven; doorspelen; doorvertellen; rondbrieven; rondvertellen
transmettre doorgeven; doorspelen; doorvertellen; rondbrieven; rondvertellen; verder reiken aangeven; aanreiken; aansteken; afdragen; afgeven; besmetten; doen toekomen; doorsturen; doorzenden; een boodschap uitdragen; geven; iem. iets sturen; opsturen; overdragen aan; overgeven; overhandigen; overmaken; overzenden; posten; toesteken; toezenden; uitdragen; uitstrooien; uitzaaien; verkondigen; zenden

Synoniemen voor "doorgeven":


Verwante definities voor "doorgeven":

  1. via anderen aan iemand geven1
    • wil je de appelmoes even doorgeven?1
  2. een bericht aan iemand vertellen1
    • heeft hij de boodschap doorgegeven?1

Wiktionary: doorgeven

doorgeven
verb
  1. iets wat men ontvangen heeft aan de volgende persoon geven

Cross Translation:
FromToVia
doorgeven passer; transmettre bequeath — to hand down; to transmit
doorgeven transmettre pass down — to hand over
doorgeven transmettre pass on — to convey or communicate