Overzicht
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
- charmes:
- charmer:
- Wiktionary:
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor charmes (Nederlands) in het Frans
charme:
-
de charme (bekoorlijkheid; aantrekkingskracht; aanlokkelijkheid; bekoring; gratie; aantrekkelijkheid)
Vertaal Matrix voor charme:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
attrait | aanlokkelijkheid; aantrekkelijkheid; aantrekkingskracht; bekoorlijkheid; bekoring; charme; gratie | aanlokkelijkheid; aantrekkelijkheid; aantrekken; aantrekking; bekoorlijkheid; bekoren; bekoring; betovering; charmeren; fascinatie; lokroep; loktoon; straktrekken; verleidelijkheid |
charme | aanlokkelijkheid; aantrekkelijkheid; aantrekkingskracht; bekoorlijkheid; bekoring; charme; gratie | aanlokkelijkheid; aantrekkelijkheid; aantrekken; aantrekking; aanvechting; attractiviteit; bekoorlijkheid; bekoren; bekoring; betovering; bevalligheid; charmeren; fascinatie; lieflijkheid; lieftalligheid; lokken; seductie; temptatie; verleiden; verleiding; verlokking; verovering; verrukkelijkheid; verzoeking |
Verwante woorden van "charme":
Wiktionary: charmes
charmes
noun
-
Traductions à trier suivant le sens
Frans
Uitgebreide vertaling voor charmes (Frans) in het Nederlands
charmes:
Vertaal Matrix voor charmes:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
aanlokkelijkheden | attraits; charmes | |
aantrekkingskrachten | attraits; charmes |
charmes vorm van charmer:
charmer werkwoord (charme, charmes, charmons, charmez, charment, charmais, charmait, charmions, charmiez, charmaient, charmai, charmas, charma, charmâmes, charmâtes, charmèrent, charmerai, charmeras, charmera, charmerons, charmerez, charmeront)
Conjugations for charmer:
Présent
- charme
- charmes
- charme
- charmons
- charmez
- charment
imparfait
- charmais
- charmais
- charmait
- charmions
- charmiez
- charmaient
passé simple
- charmai
- charmas
- charma
- charmâmes
- charmâtes
- charmèrent
futur simple
- charmerai
- charmeras
- charmera
- charmerons
- charmerez
- charmeront
subjonctif présent
- que je charme
- que tu charmes
- qu'il charme
- que nous charmions
- que vous charmiez
- qu'ils charment
conditionnel présent
- charmerais
- charmerais
- charmerait
- charmerions
- charmeriez
- charmeraient
passé composé
- ai charmé
- as charmé
- a charmé
- avons charmé
- avez charmé
- ont charmé
divers
- charme!
- charmez!
- charmons!
- charmé
- charmant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor charmer:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bekoren | attrait; charme; séduction | |
verleiden | amorçage; attraction; charme; séduction | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
beheksen | charmer; enchanter; ensorceler; ravir | |
bekoren | attirer; charmer; enchanter; enjôler; envoûter; plaire; séduire | |
betoveren | charmer; enchanter; ensorceler; ravir | |
bevallen | attirer; charmer; enchanter; enjôler; envoûter; plaire; séduire | accoucher; bien aller; convenir; coqueter; faire la coquette; faire plaisir à; flirter; plaire; plaire à; produire; se plaire; être apte à; être convenable |
gunst winnen | attirer; charmer; séduire | |
verleiden | attirer; charmer; séduire | allécher; appâter; attirer; entraîner; séduire; tenter |