Nederlands
Uitgebreide vertaling voor tip (Nederlands) in het Frans
tip:
-
de tip (aanwijzing; vingerwijzing; vingerwenk; wenk)
la suggestion; le tuyau; l'éclaircissement; le signe de tête; le signe du doigt; la trace; le bout; le signe; le coin -
de tip
Vertaal Matrix voor tip:
Verwante woorden van "tip":
tip vorm van tippen:
-
tippen (van iets in kennis stellen; informeren; op de hoogte brengen; verwittigen; waarschuwen; inlichten)
mettre au courant de; notifier; annoncer; inquiéter; faire connaître; porter à la connaissance de; mettre en garde contre; publier; s'annoncer-
mettre au courant de werkwoord
-
notifier werkwoord (notifie, notifies, notifions, notifiez, notifient, notifiais, notifiait, notifiions, notifiiez, notifiaient, notifiai, notifias, notifia, notifiâmes, notifiâtes, notifièrent, notifierai, notifieras, notifiera, notifierons, notifierez, notifieront)
-
annoncer werkwoord (annonce, annonces, annonçons, annoncez, annoncent, annonçais, annonçait, annoncions, annonciez, annonçaient, annonçai, annonças, annonça, annonçâmes, annonçâtes, annoncèrent, annoncerai, annonceras, annoncera, annoncerons, annoncerez, annonceront)
-
inquiéter werkwoord (inquiète, inquiètes, inquiétons, inquiétez, inquiètent, inquiétais, inquiétait, inquiétions, inquiétiez, inquiétaient, inquiétai, inquiétas, inquiéta, inquiétâmes, inquiétâtes, inquiétèrent, inquiéterai, inquiéteras, inquiétera, inquiéterons, inquiéterez, inquiéteront)
-
faire connaître werkwoord
-
porter à la connaissance de werkwoord
-
mettre en garde contre werkwoord
-
publier werkwoord (publie, publies, publions, publiez, publient, publiais, publiait, publiions, publiiez, publiaient, publiai, publias, publia, publiâmes, publiâtes, publièrent, publierai, publieras, publiera, publierons, publierez, publieront)
-
s'annoncer werkwoord
-
-
tippen (aanstippen; aantippen)
marquer; cocher; marquer d'un trait; marquer d'un point-
marquer werkwoord (marque, marques, marquons, marquez, marquent, marquais, marquait, marquions, marquiez, marquaient, marquai, marquas, marqua, marquâmes, marquâtes, marquèrent, marquerai, marqueras, marquera, marquerons, marquerez, marqueront)
-
cocher werkwoord (coche, coches, cochons, cochez, cochent, cochais, cochait, cochions, cochiez, cochaient, cochai, cochas, cocha, cochâmes, cochâtes, cochèrent, cocherai, cocheras, cochera, cocherons, cocherez, cocheront)
-
marquer d'un trait werkwoord
-
marquer d'un point werkwoord
-
Conjugations for tippen:
o.t.t.
- tip
- tipt
- tipt
- tippen
- tippen
- tippen
o.v.t.
- tipte
- tipte
- tipte
- tipten
- tipten
- tipten
v.t.t.
- heb getipt
- hebt getipt
- heeft getipt
- hebben getipt
- hebben getipt
- hebben getipt
v.v.t.
- had getipt
- had getipt
- had getipt
- hadden getipt
- hadden getipt
- hadden getipt
o.t.t.t.
- zal tippen
- zult tippen
- zal tippen
- zullen tippen
- zullen tippen
- zullen tippen
o.v.t.t.
- zou tippen
- zou tippen
- zou tippen
- zouden tippen
- zouden tippen
- zouden tippen
en verder
- ben getipt
- bent getipt
- is getipt
- zijn getipt
- zijn getipt
- zijn getipt
diversen
- tip!
- tipt!
- getipt
- tippend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze