Nederlands
Uitgebreide vertaling voor ontlasten (Nederlands) in het Frans
ontlasten:
-
ontlasten (ontslaan van een verplichting; vrijstellen; ontheffen)
dispenser de; relâcher-
dispenser de werkwoord
-
relâcher werkwoord (relâche, relâches, relâchons, relâchez, relâchent, relâchais, relâchait, relâchions, relâchiez, relâchaient, relâchai, relâchas, relâcha, relâchâmes, relâchâtes, relâchèrent, relâcherai, relâcheras, relâchera, relâcherons, relâcherez, relâcheront)
-
Conjugations for ontlasten:
o.t.t.
- ontlast
- ontlast
- ontlast
- ontlasten
- ontlasten
- ontlasten
o.v.t.
- ontlastte
- ontlastte
- ontlastte
- ontlastten
- ontlastten
- ontlastten
v.t.t.
- heb ontlast
- hebt ontlast
- heeft ontlast
- hebben ontlast
- hebben ontlast
- hebben ontlast
v.v.t.
- had ontlast
- had ontlast
- had ontlast
- hadden ontlast
- hadden ontlast
- hadden ontlast
o.t.t.t.
- zal ontlasten
- zult ontlasten
- zal ontlasten
- zullen ontlasten
- zullen ontlasten
- zullen ontlasten
o.v.t.t.
- zou ontlasten
- zou ontlasten
- zou ontlasten
- zouden ontlasten
- zouden ontlasten
- zouden ontlasten
en verder
- ben ontlast
- bent ontlast
- is ontlast
- zijn ontlast
- zijn ontlast
- zijn ontlast
diversen
- ontlast!
- ontlast!
- ontlast
- ontlastend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor ontlasten:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
dispenser de | ontheffen; ontlasten; ontslaan van een verplichting; vrijstellen | |
relâcher | ontheffen; ontlasten; ontslaan van een verplichting; vrijstellen | bevrijden; in vrijheid stellen; lijntrekken; loslaten; losmaken; ontspannen; relaxen; van de boeien ontdoen; van last bevrijden; verlossen; vrijlaten; zich vertreden |
- | poepen |
Wiktionary: ontlasten
ontlasten
verb
-
Rendre libre