Nederlands
Uitgebreide vertaling voor examineren (Nederlands) in het Frans
examineren:
-
examineren (testen; overhoren; toetsen)
interroger; examiner; faire passer un examen; tester; soumettre à un test; contrôler; inspecter; enquêter; faire subir un test-
interroger werkwoord (interroge, interroges, interrogeons, interrogez, interrogent, interrogeais, interrogeait, interrogions, interrogiez, interrogeaient, interrogeai, interrogeas, interrogea, interrogeâmes, interrogeâtes, interrogèrent, interrogerai, interrogeras, interrogera, interrogerons, interrogerez, interrogeront)
-
examiner werkwoord (examine, examines, examinons, examinez, examinent, examinais, examinait, examinions, examiniez, examinaient, examinai, examinas, examina, examinâmes, examinâtes, examinèrent, examinerai, examineras, examinera, examinerons, examinerez, examineront)
-
faire passer un examen werkwoord
-
tester werkwoord (teste, testes, testons, testez, testent, testais, testait, testions, testiez, testaient, testai, testas, testa, testâmes, testâtes, testèrent, testerai, testeras, testera, testerons, testerez, testeront)
-
soumettre à un test werkwoord
-
contrôler werkwoord (contrôle, contrôles, contrôlons, contrôlez, contrôlent, contrôlais, contrôlait, contrôlions, contrôliez, contrôlaient, contrôlai, contrôlas, contrôla, contrôlâmes, contrôlâtes, contrôlèrent, contrôlerai, contrôleras, contrôlera, contrôlerons, contrôlerez, contrôleront)
-
inspecter werkwoord (inspecte, inspectes, inspectons, inspectez, inspectent, inspectais, inspectait, inspections, inspectiez, inspectaient, inspectai, inspectas, inspecta, inspectâmes, inspectâtes, inspectèrent, inspecterai, inspecteras, inspectera, inspecterons, inspecterez, inspecteront)
-
enquêter werkwoord (enquête, enquêtes, enquêtons, enquêtez, enquêtent, enquêtais, enquêtait, enquêtions, enquêtiez, enquêtaient, enquêtai, enquêtas, enquêta, enquêtâmes, enquêtâtes, enquêtèrent, enquêterai, enquêteras, enquêtera, enquêterons, enquêterez, enquêteront)
-
faire subir un test werkwoord
-
-
examineren (controleren; inspecteren; schouwen; keuren)
examiner; parcourir; faire une inspection de; inspecter-
examiner werkwoord (examine, examines, examinons, examinez, examinent, examinais, examinait, examinions, examiniez, examinaient, examinai, examinas, examina, examinâmes, examinâtes, examinèrent, examinerai, examineras, examinera, examinerons, examinerez, examineront)
-
parcourir werkwoord (parcours, parcourt, parcourons, parcourez, parcourent, parcourais, parcourait, parcourions, parcouriez, parcouraient, parcourus, parcourut, parcourûmes, parcourûtes, parcoururent, parcourrai, parcourras, parcourra, parcourrons, parcourrez, parcourront)
-
faire une inspection de werkwoord
-
inspecter werkwoord (inspecte, inspectes, inspectons, inspectez, inspectent, inspectais, inspectait, inspections, inspectiez, inspectaient, inspectai, inspectas, inspecta, inspectâmes, inspectâtes, inspectèrent, inspecterai, inspecteras, inspectera, inspecterons, inspecterez, inspecteront)
-
Conjugations for examineren:
o.t.t.
- examineer
- examineert
- examineert
- examineren
- examineren
- examineren
o.v.t.
- examineerde
- examineerde
- examineerde
- examineerden
- examineerden
- examineerden
v.t.t.
- heb geëxamineerd
- hebt geëxamineerd
- heeft geëxamineerd
- hebben geëxamineerd
- hebben geëxamineerd
- hebben geëxamineerd
v.v.t.
- had geëxamineerd
- had geëxamineerd
- had geëxamineerd
- hadden geëxamineerd
- hadden geëxamineerd
- hadden geëxamineerd
o.t.t.t.
- zal examineren
- zult examineren
- zal examineren
- zullen examineren
- zullen examineren
- zullen examineren
o.v.t.t.
- zou examineren
- zou examineren
- zou examineren
- zouden examineren
- zouden examineren
- zouden examineren
diversen
- examineer!
- examineert!
- geëxamineerd
- examinerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor examineren:
Wiktionary: examineren
Frans
Uitgebreide vertaling voor examineren (Frans) in het Nederlands
examineren: (*Woord en zin splitter gebruikt)
- examiné: getest; geëxamineerd
- rené: herboren
- examiner: onderzoeken; testen; keuren; beproeven; inspecteren; bekijken; bezichtigen; aanschouwen; bezien; toetsen; overhoren; examineren; aankijken; gadeslaan; toeschouwen; controleren; nakijken; nagaan; naspeuren; nasporen; checken; natrekken; verifiëren; verkennen; aftasten; snuffelen; speuren; rechercheren; naspeuring doen; schouwen; monsteren; monsters nemen; blikken; blikken werpen; beschouwen; overwegen; afwegen; overdenken; bezichtiging; inzien; inkijken; doorvorsen; doordenken