Overzicht
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
- bezoek:
- bezoeken:
-
Wiktionary:
- bezoek → visite
- bezoek → visite, compagnie, visiteur
- bezoeken → visiter, fréquenter, hanter
- bezoeken → visiter, aller voir
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor bezoek (Nederlands) in het Frans
bezoek:
Vertaal Matrix voor bezoek:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
visite | aanloop; bezoek; visite | bezichtigen; bezichtiging; doktersbezoek; huisbezoek; opwachting; visitatie; ziekenbezoek |
visite à domicile | aanloop; bezoek; visite | doktersbezoek; huisbezoek; ziekenbezoek |
Verwante woorden van "bezoek":
Synoniemen voor "bezoek":
Verwante definities voor "bezoek":
Wiktionary: bezoek
bezoek
bezoek
Cross Translation:
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bezoek | → visite | ↔ call — social visit |
• bezoek | → compagnie | ↔ company — social visitors |
• bezoek | → visite | ↔ Besuch — vorübergehendes Aufsuchen des Aufenthaltsorts einer Person, vorübergehendes Aufsuchen eines Gebäudes oder einer Institution auf eigene Initiative |
• bezoek | → visiteur | ↔ Besuch — Person oder Personen, die [1] tätigen |
bezoeken:
-
bezoeken (op bezoek komen; langskomen; voorbijkomen; opzoeken; inlopen; aankomen)
rendre visite; passer; rendre visite à; aller voir; fréquenter; faire une invasion; consulter; envahir; chercher; pénétrer dans; s'informer-
rendre visite werkwoord
-
passer werkwoord (passe, passes, passons, passez, passent, passais, passait, passions, passiez, passaient, passai, passas, passa, passâmes, passâtes, passèrent, passerai, passeras, passera, passerons, passerez, passeront)
-
rendre visite à werkwoord
-
aller voir werkwoord
-
fréquenter werkwoord (fréquente, fréquentes, fréquentons, fréquentez, fréquentent, fréquentais, fréquentait, fréquentions, fréquentiez, fréquentaient, fréquentai, fréquentas, fréquenta, fréquentâmes, fréquentâtes, fréquentèrent, fréquenterai, fréquenteras, fréquentera, fréquenterons, fréquenterez, fréquenteront)
-
faire une invasion werkwoord
-
consulter werkwoord (consulte, consultes, consultons, consultez, consultent, consultais, consultait, consultions, consultiez, consultaient, consultai, consultas, consulta, consultâmes, consultâtes, consultèrent, consulterai, consulteras, consultera, consulterons, consulterez, consulteront)
-
envahir werkwoord (envahis, envahit, envahissons, envahissez, envahissent, envahissais, envahissait, envahissions, envahissiez, envahissaient, envahîmes, envahîtes, envahirent, envahirai, envahiras, envahira, envahirons, envahirez, envahiront)
-
chercher werkwoord (cherche, cherches, cherchons, cherchez, cherchent, cherchais, cherchait, cherchions, cherchiez, cherchaient, cherchai, cherchas, chercha, cherchâmes, cherchâtes, cherchèrent, chercherai, chercheras, cherchera, chercherons, chercherez, chercheront)
-
pénétrer dans werkwoord
-
s'informer werkwoord
-
-
bezoeken (op visite gaan; langskomen; voorbijkomen; iemand opzoeken; langsgaan; aankomen)
rendre visite; aller voir; passer voir; fréquenter-
rendre visite werkwoord
-
aller voir werkwoord
-
passer voir werkwoord
-
fréquenter werkwoord (fréquente, fréquentes, fréquentons, fréquentez, fréquentent, fréquentais, fréquentait, fréquentions, fréquentiez, fréquentaient, fréquentai, fréquentas, fréquenta, fréquentâmes, fréquentâtes, fréquentèrent, fréquenterai, fréquenteras, fréquentera, fréquenterons, fréquenterez, fréquenteront)
-
Conjugations for bezoeken:
o.t.t.
- bezoek
- bezoekt
- bezoekt
- bezoeken
- bezoeken
- bezoeken
o.v.t.
- bezocht
- bezocht
- bezocht
- bezochten
- bezochten
- bezochten
v.t.t.
- heb bezocht
- hebt bezocht
- heeft bezocht
- hebben bezocht
- hebben bezocht
- hebben bezocht
v.v.t.
- had bezocht
- had bezocht
- had bezocht
- hadden bezocht
- hadden bezocht
- hadden bezocht
o.t.t.t.
- zal bezoeken
- zult bezoeken
- zal bezoeken
- zullen bezoeken
- zullen bezoeken
- zullen bezoeken
o.v.t.t.
- zou bezoeken
- zou bezoeken
- zou bezoeken
- zouden bezoeken
- zouden bezoeken
- zouden bezoeken
diversen
- bezoek!
- bezoekt!
- bezocht
- bezoekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor bezoeken:
Synoniemen voor "bezoeken":
Verwante definities voor "bezoeken":
Wiktionary: bezoeken
bezoeken
Cross Translation:
verb
bezoeken
-
bij iemand langsgaan of langskomen
- bezoeken → visiter
verb
-
aller souvent dans un lieu.
-
fréquenter quelqu’un que l'on suppose de mauvaise influence ou sur laquelle on exerce une mauvaise influence. — note On dit aussi intransitivement.
-
désuet|fr aller voir quelqu’un chez lui sans séjourner.
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bezoeken | → visiter | ↔ call — to pay a social visit |
• bezoeken | → visiter | ↔ visit — to go and meet (someone) |
• bezoeken | → aller voir | ↔ besuchen — jemanden aufsuchen, um mit ihm eine Weile zusammen sein zu können |