Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. vooruitbetalen:
  2. Wiktionary:
    • vooruitbetalen → payer d'avance


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vooruitbetalen (Nederlands) in het Frans

vooruitbetalen:

vooruitbetalen werkwoord (betaal vooruit, betaalt vooruit, betaalde vooruit, betaalden vooruit, vooruitbetaald)

  1. vooruitbetalen

Conjugations for vooruitbetalen:

o.t.t.
  1. betaal vooruit
  2. betaalt vooruit
  3. betaalt vooruit
  4. betalen vooruit
  5. betalen vooruit
  6. betalen vooruit
o.v.t.
  1. betaalde vooruit
  2. betaalde vooruit
  3. betaalde vooruit
  4. betaalden vooruit
  5. betaalden vooruit
  6. betaalden vooruit
v.t.t.
  1. heb vooruitbetaald
  2. hebt vooruitbetaald
  3. heeft vooruitbetaald
  4. hebben vooruitbetaald
  5. hebben vooruitbetaald
  6. hebben vooruitbetaald
v.v.t.
  1. had vooruitbetaald
  2. had vooruitbetaald
  3. had vooruitbetaald
  4. hadden vooruitbetaald
  5. hadden vooruitbetaald
  6. hadden vooruitbetaald
o.t.t.t.
  1. zal vooruitbetalen
  2. zult vooruitbetalen
  3. zal vooruitbetalen
  4. zullen vooruitbetalen
  5. zullen vooruitbetalen
  6. zullen vooruitbetalen
o.v.t.t.
  1. zou vooruitbetalen
  2. zou vooruitbetalen
  3. zou vooruitbetalen
  4. zouden vooruitbetalen
  5. zouden vooruitbetalen
  6. zouden vooruitbetalen
diversen
  1. betaal vooruit!
  2. betaalt vooruit!
  3. vooruitbetaald
  4. vooruitbetalend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor vooruitbetalen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
faire un acompte vooruitbetalen aanbetalen
payer d'avance vooruitbetalen aanbetalen
payer un acompte vooruitbetalen aanbetalen

Wiktionary: vooruitbetalen

vooruitbetalen
verb
  1. iets van tevoren betalen
    • vooruitbetalen → payer d'avance