Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. plas:
  2. plassen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor plas (Nederlands) in het Frans

plas:

plas [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de plas (vijver; poel)
    l'étang; la mare
    • étang [le ~] zelfstandig naamwoord
    • mare [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. de plas (plasje doen; plasje)
    le pipi; l'urine
    • pipi [le ~] zelfstandig naamwoord
    • urine [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor plas:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
mare plas; poel; vijver ven
pipi plas; plasje; plasje doen
urine plas; plasje; plasje doen pis; urine; zeik
étang plas; poel; vijver meer; zoetwatermeer

Verwante woorden van "plas":


Wiktionary: plas

plas
noun
  1. een enkele afscheiding van urine
plas
noun
  1. Petite étendue d’un liquide accumulé sur une surface plane.
  2. Étendue d’eau (1):
  3. petit lac, étendue d’eau
  4. biologie|fr liquide dû à la filtration du sang par les reins et conduit par les uretères dans la vessie, puis évacuer par le canal de l’urètre.
  5. Grand amas d’eau retenu par une chaussée

Cross Translation:
FromToVia
plas pipi pee — urine
plas flaque; gouille puddle — a small pool of water

plassen:

plassen werkwoord (plas, plast, plaste, plasten, geplast)

  1. plassen (urineren; wateren)
    faire pipi; pisser; uriner
    • faire pipi werkwoord
    • pisser werkwoord (pisse, pisses, pissons, pissez, )
    • uriner werkwoord (urine, urines, urinons, urinez, )

Conjugations for plassen:

o.t.t.
  1. plas
  2. plast
  3. plast
  4. plassen
  5. plassen
  6. plassen
o.v.t.
  1. plaste
  2. plaste
  3. plaste
  4. plasten
  5. plasten
  6. plasten
v.t.t.
  1. heb geplast
  2. hebt geplast
  3. heeft geplast
  4. hebben geplast
  5. hebben geplast
  6. hebben geplast
v.v.t.
  1. had geplast
  2. had geplast
  3. had geplast
  4. hadden geplast
  5. hadden geplast
  6. hadden geplast
o.t.t.t.
  1. zal plassen
  2. zult plassen
  3. zal plassen
  4. zullen plassen
  5. zullen plassen
  6. zullen plassen
o.v.t.t.
  1. zou plassen
  2. zou plassen
  3. zou plassen
  4. zouden plassen
  5. zouden plassen
  6. zouden plassen
diversen
  1. plas!
  2. plast!
  3. geplast
  4. plassend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

plassen [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het plassen (zeiken)
    le pissement

Vertaal Matrix voor plassen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pissement plassen; zeiken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
faire pipi plassen; urineren; wateren
pisser plassen; urineren; wateren
uriner plassen; urineren; wateren

Verwante woorden van "plassen":


Verwante definities voor "plassen":

  1. met water spelen1
    • de kinderen plassen door het water1
  2. urine uitstoten1
    • zij deed een plas op de WC1

Wiktionary: plassen

plassen
Cross Translation:
FromToVia
plassen faire pipi; uriner pee — to urinate
plassen uriner urinate — to pass urine from the body
plassen pipi wee — to urinate
plassen mouiller wet — urinate accidentally in or on
plassen patauger; marcher waten — (intransitiv) im Wasser oder auf nachgebendem Untergrund langsam gehen, wobei die Beine bei jedem Schritt nacheinander angehoben werden