Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor blè·ren (Nederlands) in het Frans
blèren:
-
blèren (brullen)
crier; brailler; gueuler; bêler; hurler-
crier werkwoord (crie, cries, crions, criez, crient, criais, criait, criions, criiez, criaient, criai, crias, cria, criâmes, criâtes, crièrent, crierai, crieras, criera, crierons, crierez, crieront)
-
brailler werkwoord (braille, brailles, braillons, braillez, braillent, braillais, braillait, braillions, brailliez, braillaient, braillai, braillas, brailla, braillâmes, braillâtes, braillèrent, braillerai, brailleras, braillera, braillerons, braillerez, brailleront)
-
gueuler werkwoord (gueule, gueules, gueulons, gueulez, gueulent, gueulais, gueulait, gueulions, gueuliez, gueulaient, gueulai, gueulas, gueula, gueulâmes, gueulâtes, gueulèrent, gueulerai, gueuleras, gueulera, gueulerons, gueulerez, gueuleront)
-
bêler werkwoord (bêle, bêles, bêlons, bêlez, bêlent, bêlais, bêlait, bêlions, bêliez, bêlaient, bêlai, bêlas, bêla, bêlâmes, bêlâtes, bêlèrent, bêlerai, bêleras, bêlera, bêlerons, bêlerez, bêleront)
-
hurler werkwoord (hurle, hurles, hurlons, hurlez, hurlent, hurlais, hurlait, hurlions, hurliez, hurlaient, hurlai, hurlas, hurla, hurlâmes, hurlâtes, hurlèrent, hurlerai, hurleras, hurlera, hurlerons, hurlerez, hurleront)
-
-
blèren
Conjugations for blèren:
o.t.t.
- blèr
- blèrt
- blèrt
- blèren
- blèren
- blèren
o.v.t.
- blèrde
- blèrde
- blèrde
- blèrden
- blèrden
- blèrden
v.t.t.
- heb geblèrd
- hebt geblèrd
- heeft geblèrd
- hebben geblèrd
- hebben geblèrd
- hebben geblèrd
v.v.t.
- had geblèrd
- had geblèrd
- had geblèrd
- hadden geblèrd
- hadden geblèrd
- hadden geblèrd
o.t.t.t.
- zal blèren
- zult blèren
- zal blèren
- zullen blèren
- zullen blèren
- zullen blèren
o.v.t.t.
- zou blèren
- zou blèren
- zou blèren
- zouden blèren
- zouden blèren
- zouden blèren
diversen
- blèr!
- blèrt!
- geblèrd
- blèrrende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor blèren:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
brailler | blèren; brullen | brullen; het uitgillen; huilen; janken; krijsen; luidkeels iets verkondigen; schetteren; tetteren; uitroepen; uitschreeuwen |
bêler | blèren; brullen | blaten; brullen; het uitgillen; janken; mekkeren; snikken; uitroepen; uitschreeuwen |
crier | blèren; brullen | aanroepen; blaffen; brullen; bulderen; gillen; het uitgillen; huilen; janken; kraaien; krijsen; krijten; praaien; roepen; schreeuwen; toeroepen; uitbrullen; uitgillen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen |
gueuler | blèren; brullen | blaffen; brullen; bulderen; gillen; het uitgillen; krijsen; schreeuwen; uitroepen; uitschreeuwen |
hurler | blèren; brullen | blaffen; brullen; bulderen; foeteren; fulmineren; gillen; het uitgillen; huilen; janken; krijsen; razen; schreeuwen; snikken; te keer gaan; tekeergaan; tieren; uitbrullen; uitgieren; uitgillen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen; woeden |
Wiktionary: blèren
Wiktionary: blè·ren
Frans