Home ->Woordenboeken ->Nederlands/Frans ->Zoek: zitvlak

Nederlandse en Franse zoekresultaten voor: zitvlak

Overzicht

Nederlands naar Frans: Meer gegevens...

zitvlak:
- derrière; cul; queue; fesse; postérieur
Wiktionary:
- zitvlak → séant, croupe, cul
- zitvlak → séant, postérieur, cul, siège

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor zitvlak (Nederlands) in het Frans

zitvlak:

zitvlak [het ~] zelfstandig naamwoord

het zitvlak (bibs; kont; achterwerk; achterste; billen; zitwerk)
le derrière; le cul; la queue; la fesse; le postérieur
- derrière [le ~] zelfstandig naamwoord
- cul [le ~] zelfstandig naamwoord
- queue [la ~] zelfstandig naamwoord
- fesse [la ~] zelfstandig naamwoord
- postérieur [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor zitvlak:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
cul	achterste; achterwerk; bibs; billen; kont; zitvlak; zitwerk
derrière	achterste; achterwerk; bibs; billen; kont; zitvlak; zitwerk	aars; anus; gat
fesse	achterste; achterwerk; bibs; billen; kont; zitvlak; zitwerk	bil
postérieur	achterste; achterwerk; bibs; billen; kont; zitvlak; zitwerk
queue	achterste; achterwerk; bibs; billen; kont; zitvlak; zitwerk	colonne; file; keu; rij; staartstuk; stuit
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
derrière		aansluitend; achter; achteraan; achterop; daarachter; daarna; daarop; erachter; hierachter

Verwante woorden van "zitvlak":

zitvlakken

Wiktionary: zitvlak

zitvlak

noun

achterste, achterwerk
- zitvlak → séant

zitvlak

noun

anatomie|fr La partie arrière du corps de quadrupèdes tel le cheval, après les reins (région lombaire) et les hanches, et avant la queue, et qui correspond aux fesses chez l'homme.
- croupe → bips; kont; zitvlak
Le derrière, les fesses d’un humain
- cul → achterste; bips; kont; zitvlak

Cross Translation:

From	To	Via
• zitvlak	→ séant; postérieur	↔ Gesäß — Anatomie: ein nur bei Menschen und ansatzweise bei Affen ausgeprägtes Körperteil am unteren Rumpfende
• zitvlak	→ cul	↔ Arsch — umgangssprachlich, vulgär: für Hinterteil, Po, Gesäß
• zitvlak	→ séant; siège	↔ seat — part of an object or individual directly involved in sitting