Nederlands
Uitgebreide vertaling voor vergeven (Nederlands) in het Frans
vergeven:
-
vergeven (vergiffenis schenken)
pardonner; excuser-
pardonner werkwoord (pardonne, pardonnes, pardonnons, pardonnez, pardonnent, pardonnais, pardonnait, pardonnions, pardonniez, pardonnaient, pardonnai, pardonnas, pardonna, pardonnâmes, pardonnâtes, pardonnèrent, pardonnerai, pardonneras, pardonnera, pardonnerons, pardonnerez, pardonneront)
-
excuser werkwoord (excuse, excuses, excusons, excusez, excusent, excusais, excusait, excusions, excusiez, excusaient, excusai, excusas, excusa, excusâmes, excusâtes, excusèrent, excuserai, excuseras, excusera, excuserons, excuserez, excuseront)
-
-
vergeven (weggeven; wegschenken)
donner; faire cadeau de-
donner werkwoord (donne, donnes, donnons, donnez, donnent, donnais, donnait, donnions, donniez, donnaient, donnai, donnas, donna, donnâmes, donnâtes, donnèrent, donnerai, donneras, donnera, donnerons, donnerez, donneront)
-
faire cadeau de werkwoord
-
Conjugations for vergeven:
o.t.t.
- vergeef
- vergeeft
- vergeeft
- vergeven
- vergeven
- vergeven
o.v.t.
- vergaf
- vergaf
- vergaf
- vergaven
- vergaven
- vergaven
v.t.t.
- heb vergeven
- hebt vergeven
- heeft vergeven
- hebben vergeven
- hebben vergeven
- hebben vergeven
v.v.t.
- had vergeven
- had vergeven
- had vergeven
- hadden vergeven
- hadden vergeven
- hadden vergeven
o.t.t.t.
- zal vergeven
- zult vergeven
- zal vergeven
- zullen vergeven
- zullen vergeven
- zullen vergeven
o.v.t.t.
- zou vergeven
- zou vergeven
- zou vergeven
- zouden vergeven
- zouden vergeven
- zouden vergeven
diversen
- vergeef!
- vergeeft!
- vergeven
- vergevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor vergeven:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
donner | weggeven | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
donner | vergeven; weggeven; wegschenken | aanbieden; aangeven; aanreiken; afgeven; declareren; doneren; geven; gunnen; gunst verlenen; offreren; overgeven; overhandigen; presenteren; reiken; schenken; ten huwelijk geven; toebrengen; toedragen; toesteken; toevoeren; uithuwelijken; uithuwen; verlenen; verstrekken; wegschenken; zich aanmelden; zich melden; zich opgeven |
excuser | vergeven; vergiffenis schenken | bagatelliseren; excuseren; goedpraten; rechtpraten; rechtvaardigen; verantwoorden; vergoelijken; verschonen; wettigen |
faire cadeau de | vergeven; weggeven; wegschenken | |
pardonner | vergeven; vergiffenis schenken | excuseren; vergoelijken; verschonen |
Wiktionary: vergeven
vergeven
Cross Translation:
verb
vergeven
-
vergiffenis schenken
- vergeven → pardonner
-
vergiftigen
- vergeven → empoisonner
verb
-
disculper dans une certaine mesure, présenter une personne ou une action comme moins coupable qu’elle ne sembler.
-
Traductions à trier suivant le sens
-
accorder le pardon d’une faute commettre, ne garder aucun ressentiment d’une injure recevoir. — usage En ce sens il a toujours le nom de la chose pour complément direct et le nom de la personne pour complément indirect avec la préposition.
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vergeven | → absoudre | ↔ absolve — set free |
• vergeven | → absoudre | ↔ absolve — pronounce free or give absolution |
• vergeven | → absoudre | ↔ absolve — theology: pronounce free or give absolution from sin |
• vergeven | → pardonner | ↔ condone — to forgive |
• vergeven | → excuser; pardonner | ↔ excuse — forgive, pardon |
• vergeven | → pardonner | ↔ forgive — transitive, to pardon |
• vergeven | → pardonner; effacer | ↔ vergeben — jemandem eine Schuld verzeihen |
• vergeven | → pardonner; excuser | ↔ verzeihen — jemandem etwas nachsehen |