Nederlands
Uitgebreide vertaling voor timmeren (Nederlands) in het Frans
timmeren:
-
timmeren (hard slaan; slaan; meppen; hengsten)
frapper; battre; fouetter; taper; cogner; heurter-
frapper werkwoord (frappe, frappes, frappons, frappez, frappent, frappais, frappait, frappions, frappiez, frappaient, frappai, frappas, frappa, frappâmes, frappâtes, frappèrent, frapperai, frapperas, frappera, frapperons, frapperez, frapperont)
-
battre werkwoord (bats, bat, battons, battez, battent, battais, battait, battions, battiez, battaient, battis, battit, battîmes, battîtes, battirent, battrai, battras, battra, battrons, battrez, battront)
-
fouetter werkwoord (fouette, fouettes, fouettons, fouettez, fouettent, fouettais, fouettait, fouettions, fouettiez, fouettaient, fouettai, fouettas, fouetta, fouettâmes, fouettâtes, fouettèrent, fouetterai, fouetteras, fouettera, fouetterons, fouetterez, fouetteront)
-
taper werkwoord (tape, tapes, tapons, tapez, tapent, tapais, tapait, tapions, tapiez, tapaient, tapai, tapas, tapa, tapâmes, tapâtes, tapèrent, taperai, taperas, tapera, taperons, taperez, taperont)
-
cogner werkwoord (cogne, cognes, cognons, cognez, cognent, cognais, cognait, cognions, cogniez, cognaient, cognai, cognas, cogna, cognâmes, cognâtes, cognèrent, cognerai, cogneras, cognera, cognerons, cognerez, cogneront)
-
heurter werkwoord (heurte, heurtes, heurtons, heurtez, heurtent, heurtais, heurtait, heurtions, heurtiez, heurtaient, heurtai, heurtas, heurta, heurtâmes, heurtâtes, heurtèrent, heurterai, heurteras, heurtera, heurterons, heurterez, heurteront)
-
-
timmeren (spijkeren; vastnagelen; klinken; vastspijkeren; vastslaan)
clouer; river; riveter-
clouer werkwoord (cloue, cloues, clouons, clouez, clouent, clouais, clouait, clouions, clouiez, clouaient, clouai, clouas, cloua, clouâmes, clouâtes, clouèrent, clouerai, cloueras, clouera, clouerons, clouerez, cloueront)
-
river werkwoord (rive, rives, rivons, rivez, rivent, rivais, rivait, rivions, riviez, rivaient, rivai, rivas, riva, rivâmes, rivâtes, rivèrent, riverai, riveras, rivera, riverons, riverez, riveront)
-
riveter werkwoord (rivette, rivettes, rivetons, rivetez, rivettent, rivetais, rivetait, rivetions, rivetiez, rivetaient, rivetai, rivetas, riveta, rivetâmes, rivetâtes, rivetèrent, rivetterai, rivetteras, rivettera, rivetterons, rivetterez, rivetteront)
-
Conjugations for timmeren:
o.t.t.
- timmer
- timmert
- timmert
- timmeren
- timmeren
- timmeren
o.v.t.
- timmerde
- timmerde
- timmerde
- timmerden
- timmerden
- timmerden
v.t.t.
- heb getimmerd
- hebt getimmerd
- heeft getimmerd
- hebben getimmerd
- hebben getimmerd
- hebben getimmerd
v.v.t.
- had getimmerd
- had getimmerd
- had getimmerd
- hadden getimmerd
- hadden getimmerd
- hadden getimmerd
o.t.t.t.
- zal timmeren
- zult timmeren
- zal timmeren
- zullen timmeren
- zullen timmeren
- zullen timmeren
o.v.t.t.
- zou timmeren
- zou timmeren
- zou timmeren
- zouden timmeren
- zouden timmeren
- zouden timmeren
en verder
- ben getimmerd
- bent getimmerd
- is getimmerd
- zijn getimmerd
- zijn getimmerd
- zijn getimmerd
diversen
- timmer!
- timmert!
- getimmerd
- timmerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze