Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. tel:
  2. tellen:
  3. Wiktionary:
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. tel:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor tel (Nederlands) in het Frans

tel:

tel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de tel (tellen)
    le compte; le comptage des points; le score; l'addition
  2. de tel (seconde; moment; ogenblik; minuutje; oogwenk)
    le moment; la seconde; l'instant
    • moment [le ~] zelfstandig naamwoord
    • seconde [la ~] zelfstandig naamwoord
    • instant [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor tel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
addition tel; tellen aaneenschakeling; aanhangsel; aantekening; aanvulling; addendum; appendix; bijmenging; bijtelling; bijvoegen; bijvoeging; bijvoegsel; completering; factuur; nota; notitie; optelling; optelsom; rekening; samentelling; samentrekking; samenvoeging; som; supplement; suppletie; toevoegen; toevoeging; toevoegsel; uitbreiding; voltooiing; vulling; vulsel; vulstof
comptage des points tel; tellen
compte tel; tellen Windows Live-account; account; afrekening; afrekening in het criminele circuit; in rekening brengen; rekening; telling; zakelijke account
instant minuutje; moment; ogenblik; oogwenk; seconde; tel gezichtshoek; gezichtspunt; invalshoek; minuut; oogpunt; perspectief; standpunt; tijdstip; wip; zienswijs
moment minuutje; moment; ogenblik; oogwenk; seconde; tel gezichtshoek; gezichtspunt; invalshoek; minuut; oogpunt; perspectief; poosje; standpunt; tijdje; tijdstip; wip; zienswijs
score tel; tellen behaalde; puntentelling; score
seconde minuutje; moment; ogenblik; oogwenk; seconde; tel minuut

Verwante woorden van "tel":


Wiktionary: tel

tel
Cross Translation:
FromToVia
tel instant; moment moment — very brief period of time
tel instant point — tiny amount of time
tel seconde tick — short period of time

tellen:

tellen [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het tellen (tel)
    le compte; le comptage des points; le score; l'addition

tellen werkwoord (tel, telt, telde, telden, geteld)

  1. tellen
    compter; ambler; compter à rebours
    • compter werkwoord (compte, comptes, comptons, comptez, )
    • ambler werkwoord
    • compter à rebours werkwoord

Conjugations for tellen:

o.t.t.
  1. tel
  2. telt
  3. telt
  4. tellen
  5. tellen
  6. tellen
o.v.t.
  1. telde
  2. telde
  3. telde
  4. telden
  5. telden
  6. telden
v.t.t.
  1. heb geteld
  2. hebt geteld
  3. heeft geteld
  4. hebben geteld
  5. hebben geteld
  6. hebben geteld
v.v.t.
  1. had geteld
  2. had geteld
  3. had geteld
  4. hadden geteld
  5. hadden geteld
  6. hadden geteld
o.t.t.t.
  1. zal tellen
  2. zult tellen
  3. zal tellen
  4. zullen tellen
  5. zullen tellen
  6. zullen tellen
o.v.t.t.
  1. zou tellen
  2. zou tellen
  3. zou tellen
  4. zouden tellen
  5. zouden tellen
  6. zouden tellen
en verder
  1. ben geteld
  2. bent geteld
  3. is geteld
  4. zijn geteld
  5. zijn geteld
  6. zijn geteld
diversen
  1. tel!
  2. telt!
  3. geteld
  4. tellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor tellen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
addition tel; tellen aaneenschakeling; aanhangsel; aantekening; aanvulling; addendum; appendix; bijmenging; bijtelling; bijvoegen; bijvoeging; bijvoegsel; completering; factuur; nota; notitie; optelling; optelsom; rekening; samentelling; samentrekking; samenvoeging; som; supplement; suppletie; toevoegen; toevoeging; toevoegsel; uitbreiding; voltooiing; vulling; vulsel; vulstof
comptage des points tel; tellen
compte tel; tellen Windows Live-account; account; afrekening; afrekening in het criminele circuit; in rekening brengen; rekening; telling; zakelijke account
score tel; tellen behaalde; puntentelling; score
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ambler tellen
compter tellen erbij optellen; erbij rekenen; erbij tellen; factureren; in rekening brengen; meerekenen; meetellen; rekenen; toevoegen
compter à rebours tellen

Verwante woorden van "tellen":


Verwante definities voor "tellen":

  1. bepalen hoeveel het er zijn1
    • het aantal leerlingen is geteld1
  2. een bepaalde waarde hebben1
    • dat doelpunt telt niet1
  3. opeenvolgende getallen opsommen1
    • ze telde tot honderd1

Wiktionary: tellen

tellen
verb
  1. aantal bepalen
tellen
verb
  1. déterminer un nombre au moyen d’un calcul, de calculs.
  2. déterminer (une quantité, un nombre), plus particulièrement par un dénombrement, sinon par un calcul.

Cross Translation:
FromToVia
tellen compter count — to enumerate or determine number
tellen compter zählentransitiv: die Anzahl bestimmen

Verwante vertalingen van tel



Frans

Uitgebreide vertaling voor tel (Frans) in het Nederlands

tel:

tel bijvoeglijk naamwoord

  1. tel (pareil)
    zoiets; dergelijke; zulke; zo een; dergelijk; zodanig; zulk; dusdanig; zo'n

Vertaal Matrix voor tel:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dusdanig pareil; tel
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dergelijk pareil; tel
dergelijke pareil; tel
zo een pareil; tel
zo'n pareil; tel
zodanig pareil; tel
zoiets pareil; tel quelque chose dans ce genre
zulk pareil; tel
zulke pareil; tel pareilles; pareils; si; tellement; telles; tels

Wiktionary: tel

tel
adjective
  1. Qui est pareil, semblable, qui est du même genre, de la même qualité.
tel
verb
  1. niet veranderen
pronoun
  1. zodanig, dit soort: bij ontelbare begrippen en meervouden.

Cross Translation:
FromToVia
tel zulk; zo'n such — like this, that, these, those; used to make a comparison with something implied by context

Verwante vertalingen van tel