Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gegrond (Nederlands) in het Frans

gegrond:

gegrond bijvoeglijk naamwoord

  1. gegrond (op goede gronden steunend; gefundeerd; degelijk; )
    raisonnable; fondé; plausible; solide; réfléchi; légitime; mûri; solidement; irrefutable; juste; crédible; vraisemblable; raisonnablement; médité; bien pesé; qui tient debout
  2. gegrond (gefundeerd)
    fondé
    • fondé bijvoeglijk naamwoord
  3. gegrond (valide; geldig)
    valide
    • valide bijvoeglijk naamwoord
  4. gegrond (doordacht)
    réfléchi; bien médité; mûrement réfléchi

Vertaal Matrix voor gegrond:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
juste eerlijke; rechtschapene; rechtvaardige
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
valide gegrond; geldig; valide aannemelijk; billijk; geldig; gewettigd; rechtmatig; rechtvaardig; valabel; valide; wetmatig; wettig
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bien médité doordacht; gegrond
bien pesé aannemelijk; degelijk; gefundeerd; gegrond; logisch; op goede gronden steunend; solide; steekhoudend overdacht; weldoordacht; weloverwogen
crédible aannemelijk; degelijk; gefundeerd; gegrond; logisch; op goede gronden steunend; solide; steekhoudend aannemelijk; acceptabel; geloofwaardig; plausibel; waarschijnlijk
fondé aannemelijk; degelijk; gefundeerd; gegrond; logisch; op goede gronden steunend; solide; steekhoudend aannemelijk; billijk; gefundeerd; geldig; gerechtvaardigd; gesticht; grondig; onderbouwd; opgericht; rechtmatig; valabel; valide; zorgvuldig
irrefutable aannemelijk; degelijk; gefundeerd; gegrond; logisch; op goede gronden steunend; solide; steekhoudend
juste aannemelijk; degelijk; gefundeerd; gegrond; logisch; op goede gronden steunend; solide; steekhoudend aannemelijk; beslist; braaf; chagrijnig; correct; daarnet; eerlijk; eng; fair; feitelijk; geconcentreerd; geheid; geldig; gewis; goed; grondig; heus; ingespannen; integer; juist; kloppend; knorrig; korzelig; krap; krek; met weinig ruimte; nauw; nauwsluitend; net; nog maar; nors; nurks; onbesproken; onkreukbaar; pas; precies; rakelings; rechtgeaard; rechtschapen; rechtvaardig; reëel; stellig; strak; ternauwernood; uitgerekend; valabel; valide; van sterk gehalte; vast; vast en zeker; verdiept; voorzeker; waar; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker; zojuist; zonet; zorgvuldig
légitime aannemelijk; degelijk; gefundeerd; gegrond; logisch; op goede gronden steunend; solide; steekhoudend aannemelijk; bevoegd; billijk; braaf; eerlijk; fair; geautoriseerd; geldig; gerechtigd; gerechtvaardigd; gewettigd; legaal; legitiem; op deugdelijke gronden steunend; rechtgeaard; rechtmatig; rechtschapen; rechtsgeldig; rechtvaardig; valabel; valide; wetmatig; wettelijk; wettig
médité aannemelijk; degelijk; gefundeerd; gegrond; logisch; op goede gronden steunend; solide; steekhoudend
mûrement réfléchi doordacht; gegrond
mûri aannemelijk; degelijk; gefundeerd; gegrond; logisch; op goede gronden steunend; solide; steekhoudend
plausible aannemelijk; degelijk; gefundeerd; gegrond; logisch; op goede gronden steunend; solide; steekhoudend aannemelijk; acceptabel; geloofwaardig; plausibel; vermoedelijk; waarschijnlijk
qui tient debout aannemelijk; degelijk; gefundeerd; gegrond; logisch; op goede gronden steunend; solide; steekhoudend
raisonnable aannemelijk; degelijk; gefundeerd; gegrond; logisch; op goede gronden steunend; solide; steekhoudend bedachtzaam; behoorlijke; betaalbaar; billijk; correct; diep; diepzinnig; doordacht; gewettigd; nadenkend; pienter; raadzaam; rationeel; rechtmatig; rechtvaardig; redelijk; redelijke; tamelijke; verstandelijk; verstandig; weldenkend; wetmatig; wettig; wijs; wijselijk; zinnig
raisonnablement aannemelijk; degelijk; gefundeerd; gegrond; logisch; op goede gronden steunend; solide; steekhoudend bedachtzaam; billijk; correct; diep; diepzinnig; doordacht; gewettigd; nadenkend; pienter; raadzaam; rationeel; rechtmatig; rechtvaardig; redelijk; verstandelijk; verstandig; weldenkend; wetmatig; wettig; wijs; wijselijk; zinnig
réfléchi aannemelijk; degelijk; doordacht; gefundeerd; gegrond; logisch; op goede gronden steunend; solide; steekhoudend alert; bedachtzaam; behoedzaam; bezonnen; doelbewust; doordacht; hoede; omzichtig; overdacht; paraat; reflexief; voorzichtig; waaks; waakzaam; wakend; wederkerend
solide aannemelijk; degelijk; gefundeerd; gegrond; logisch; op goede gronden steunend; solide; steekhoudend behoorlijk; bestendig; betrouwbaar; danig; dapper; degelijk; degelijke; deugdelijk; doorwrocht; duchtig; ferm; fiks; flink; fors; gedegen; hecht; kordaat; moedig; moreel sterk; onderlegd; onveranderlijk; potig; robuust; solide; standvastig; sterk; stevig; stevig gebouwd; stoer; van goede hoedanigheid
solidement aannemelijk; degelijk; gefundeerd; gegrond; logisch; op goede gronden steunend; solide; steekhoudend bestendig; degelijke; ferm; fiks; flink; fors; kordaat; onveranderlijk; potig; stabiel; standvastig; stevig
vraisemblable aannemelijk; degelijk; gefundeerd; gegrond; logisch; op goede gronden steunend; solide; steekhoudend aannemelijk; acceptabel; geloofwaardig; plausibel; vermoedelijk; waarschijnlijk

Verwante woorden van "gegrond":


Wiktionary: gegrond

gegrond
adjective
  1. onderbouwing
gegrond
adjective
  1. Qui est conforme à la vérité, à ce qui est réellement.

Cross Translation:
FromToVia
gegrond solide solid — lacking errors or inconsistencies

gegrond vorm van gronden:

gronden werkwoord (grond, grondt, grondde, grondden, gegrond)

  1. gronden (grondverven)
    abreuver
    • abreuver werkwoord (abreuve, abreuves, abreuvons, abreuvez, )
  2. gronden (aarden)
    établir; fonder; baser; s'établir
    • établir werkwoord (établis, établit, établissons, établissez, )
    • fonder werkwoord (fonde, fondes, fondons, fondez, )
    • baser werkwoord (base, bases, basons, basez, )
    • s'établir werkwoord
  3. gronden (grondvesten; funderen)
    fonder; établir; instaurer; élever; dresser; ériger; édifier; baser; s'établir
    • fonder werkwoord (fonde, fondes, fondons, fondez, )
    • établir werkwoord (établis, établit, établissons, établissez, )
    • instaurer werkwoord (instaure, instaures, instaurons, instaurez, )
    • élever werkwoord (élève, élèves, élevons, élevez, )
    • dresser werkwoord (dresse, dresses, dressons, dressez, )
    • ériger werkwoord (érige, ériges, érigeons, érigez, )
    • édifier werkwoord (édifie, édifies, édifions, édifiez, )
    • baser werkwoord (base, bases, basons, basez, )
    • s'établir werkwoord

Conjugations for gronden:

o.t.t.
  1. grond
  2. grondt
  3. grondt
  4. gronden
  5. gronden
  6. gronden
o.v.t.
  1. grondde
  2. grondde
  3. grondde
  4. grondden
  5. grondden
  6. grondden
v.t.t.
  1. heb gegrond
  2. hebt gegrond
  3. heeft gegrond
  4. hebben gegrond
  5. hebben gegrond
  6. hebben gegrond
v.v.t.
  1. had gegrond
  2. had gegrond
  3. had gegrond
  4. hadden gegrond
  5. hadden gegrond
  6. hadden gegrond
o.t.t.t.
  1. zal gronden
  2. zult gronden
  3. zal gronden
  4. zullen gronden
  5. zullen gronden
  6. zullen gronden
o.v.t.t.
  1. zou gronden
  2. zou gronden
  3. zou gronden
  4. zouden gronden
  5. zouden gronden
  6. zouden gronden
en verder
  1. is gegrond
  2. zijn gegrond
diversen
  1. grond!
  2. grondt!
  3. gegrond
  4. grondend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor gronden:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abreuver gronden; grondverven
baser aarden; funderen; gronden; grondvesten baseren; funderen
dresser funderen; gronden; grondvesten aanbrengen; aanleggen; arrangeren; bouwen; construeren; gaan staan; hoger worden; iets op touw zetten; installeren; instellen; invoeren; monteren en aansluiten; omhoogbrengen; omhoogkomen; oprichten; opstaan; opstijgen; optrekken; opvliegen; overeindzetten; plaatsen; rechtop zetten; regelen; stichten; temmen; verheffen
fonder aarden; funderen; gronden; grondvesten arrangeren; baseren; bouwen; funderen; iets op touw zetten; instellen; invoeren; koloniseren; opbouwen; oprichten; regelen; settelen; stichten; vestigen
instaurer funderen; gronden; grondvesten instellen; invoeren; oprichten; stichten
s'établir aarden; funderen; gronden; grondvesten baseren; funderen; neerstrijken; plaatsnemen; zich nestelen; zich vestigen
édifier funderen; gronden; grondvesten arrangeren; bouwen; construeren; iets op touw zetten; instellen; invoeren; opbouwen; oprichten; optrekken; overeindzetten; regelen; stichten
élever funderen; gronden; grondvesten fokken; grootbrengen; heffen; hoger maken; hoger worden; instellen; invoeren; kweken; lichten; omhoog brengen; omhoog doen; omhoogheffen; omhoogkomen; opfokken; opheffen; ophogen; oprichten; opstijgen; optillen; opvliegen; opvoeden; stichten; tillen; verhogen; vormen
ériger funderen; gronden; grondvesten arrangeren; bouwen; construeren; iets op touw zetten; instellen; invoeren; opbouwen; oprichten; optrekken; overeindzetten; regelen; stichten
établir aarden; funderen; gronden; grondvesten baseren; bepalen; determineren; formeren; funderen; instellen; invoeren; koloniseren; oprichten; settelen; stichten; vaststellen; vestigen

Verwante woorden van "gronden":


Wiktionary: gronden

gronden
verb
  1. het peilen van waterdiepte
  2. het grondvesten van een bedrijf
  3. het in de grondverf zetten

Verwante vertalingen van gegrond