Nederlands

Uitgebreide vertaling voor sprakeloos (Nederlands) in het Frans

sprakeloos:

sprakeloos bijvoeglijk naamwoord

  1. sprakeloos (met de mond vol tanden; verbaasd; verbijsterd; )
    étonné; surpris; stupéfait; perplexe; décontenancé; avec étonnement; bouche bée; interdit; ahuri; hébété; déconcerté; étourdi; ébahi; d'un air surpris
  2. sprakeloos (stomverbaasd; zwijgend; stom; )
    muet; ébahi; sans voix; interdit; mat; pantois; ébaubi; terne; ahuri; baba; perplexe; éberlué; bouche bée; décontenancé; estomaqué

Vertaal Matrix voor sprakeloos:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
interdit schorsing; suspensie
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ahuri met de mond vol tanden; met open mond; overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verstomd; verwonderd; zwijgend beduusd; beteuterd; getroffen; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; overstuur; perplex; stomverbaasd; verbaasd; verbouwereerd; verschrikt
avec étonnement met de mond vol tanden; met open mond; sprakeloos; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verstomd; verwonderd
baba overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; zwijgend
bouche bée met de mond vol tanden; met open mond; overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verstomd; verwonderd; zwijgend beduusd; getroffen; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; overdonderd; overrompeld; paf; perplex; stomverbaasd; uiterst verbaasd; verbaasd; verbijsterd; verbouwereerd
d'un air surpris met de mond vol tanden; met open mond; sprakeloos; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verstomd; verwonderd
déconcerté met de mond vol tanden; met open mond; sprakeloos; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verstomd; verwonderd bedremmeld; beduusd; beteuterd; betrokken; getroffen; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; overstuur; paf; perplex; sip; stomverbaasd; teleurgesteld; uiterst verbaasd; verbaasd; verbijsterd; verbouwereerd; verschrikt
décontenancé met de mond vol tanden; met open mond; overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verstomd; verwonderd; zwijgend beduusd; getroffen; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; paf; perplex; stomverbaasd; verbaasd; verbouwereerd
estomaqué overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; zwijgend beduusd; getroffen; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; paf; perplex; stomverbaasd; uiterst verbaasd; verbaasd; verbijsterd; verbouwereerd
hébété met de mond vol tanden; met open mond; sprakeloos; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verstomd; verwonderd absent; afwezig; daas; doezelig; dof; duf; gedachteloos; geesteloos; mat; soezerig; suf; versuft
interdit met de mond vol tanden; met open mond; overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verstomd; verwonderd; zwijgend bedremmeld; beduusd; beteuterd; clandestien; getroffen; illegaal; ongeoorloofd; onrechtmatig; onthutst; ontsteld; onwetmatig; onwettelijk; onwettig; paf; perplex; uiterst verbaasd; verbijsterd; verboden; verboden bij de wet; wederrechtelijk
mat overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; zwijgend beslagen; dof; flauw; flets; gematteerd; glansloos; grauwkleurig; grijs; mat; niet helder; ongeanimeerd; smakeloos; zonder smaak
muet overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; zwijgend beduusd; geluidloos; geruisloos; ongemerkt; ongezien; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; perplex; stil; stilletjes; stilzwijgend; stomverbaasd; verbaasd; verbouwereerd; zachtjes; zonder geluid; zwijgend
pantois overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; zwijgend beduusd; beteuterd; getroffen; onthutst; ontsteld; paf; perplex
perplexe met de mond vol tanden; met open mond; overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verstomd; verwonderd; zwijgend beduusd; getroffen; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; overdonderd; overrompeld; paf; perplex; stomverbaasd; uiterst verbaasd; verbaasd; verbijsterd; verbouwereerd
sans voix overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; zwijgend
stupéfait met de mond vol tanden; met open mond; sprakeloos; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verstomd; verwonderd getroffen; onthutst; ontsteld; paf; perplex; uiterst verbaasd; verbijsterd; verstomd; verstomd zijn
surpris met de mond vol tanden; met open mond; sprakeloos; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verstomd; verwonderd
terne overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; zwijgend afstompend; beslagen; bleek; boosaardig; daas; dof; dood; eentonig; eenvoudig; flauw; flets; flodderig; futloos; geestdodend; geesteloos; gemakkelijk; gematteerd; glansloos; grauw; grauwkleurig; grijs; lamlendig; levenloos; licht; lusteloos; makkelijk; mat; mistroostig; morsig; niet bezield; niet helder; niet moeilijk; niet uitbundig; onbezield; ongeanimeerd; ranzig; saai; simpel; slap; slobberig; slodderig; slonzig; slordig; smakeloos; smerig; soezerig; somber; stom; suf; triest; troosteloos; vaal; verschoten; versuft; vies; viezig; voddig; vreugdeloos; vuil; vunzig; zonder smaak
ébahi met de mond vol tanden; met open mond; overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verstomd; verwonderd; zwijgend beduusd; getroffen; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; overbluft; overdonderd; overstuur; paf; perplex; stomverbaasd; verbaasd; verbouwereerd
ébaubi overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; zwijgend
éberlué overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; zwijgend beduusd; getroffen; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; overstuur; paf; perplex; stomverbaasd; verbaasd; verbouwereerd
étonné met de mond vol tanden; met open mond; sprakeloos; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verstomd; verwonderd
étourdi met de mond vol tanden; met open mond; sprakeloos; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verstomd; verwonderd bedwelmd; daas; doezelig; dof; draaierig; duizelig; gedachteloos; geesteloos; lichthoofdig; lichtzinnig; loszinnig; mat; onder invloed; soezerig; suf; verdoofd; versuft

Verwante woorden van "sprakeloos":

  • sprakeloosheid

Wiktionary: sprakeloos

sprakeloos
noun
  1. personne considérée comme insignifiante, dont on ignorer l’opinion et l’avis.

Cross Translation:
FromToVia
sprakeloos sans voix speechless — not speaking; not knowing what to say
sprakeloos interdit; muet sprachlos — ohne gesprochene Worte; stumm

Verwante vertalingen van sprakeloos