Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. ontbloten:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ontbloten (Nederlands) in het Frans

ontbloten:

ontbloten werkwoord (ontbloot, ontblootte, ontblootten, ontbloot)

  1. ontbloten (bloot leggen)
    dévêtir; mettre à nu; déshabiller; dénuder
    • dévêtir werkwoord (dévêts, dévêt, dévêtons, dévêtez, )
    • mettre à nu werkwoord
    • déshabiller werkwoord (déshabille, déshabilles, déshabillons, déshabillez, )
    • dénuder werkwoord (dénude, dénudes, dénudons, dénudez, )

Conjugations for ontbloten:

o.t.t.
  1. ontbloot
  2. ontbloot
  3. ontbloot
  4. ontbloten
  5. ontbloten
  6. ontbloten
o.v.t.
  1. ontblootte
  2. ontblootte
  3. ontblootte
  4. ontblootten
  5. ontblootten
  6. ontblootten
v.t.t.
  1. heb ontbloot
  2. hebt ontbloot
  3. heeft ontbloot
  4. hebben ontbloot
  5. hebben ontbloot
  6. hebben ontbloot
v.v.t.
  1. had ontbloot
  2. had ontbloot
  3. had ontbloot
  4. hadden ontbloot
  5. hadden ontbloot
  6. hadden ontbloot
o.t.t.t.
  1. zal ontbloten
  2. zult ontbloten
  3. zal ontbloten
  4. zullen ontbloten
  5. zullen ontbloten
  6. zullen ontbloten
o.v.t.t.
  1. zou ontbloten
  2. zou ontbloten
  3. zou ontbloten
  4. zouden ontbloten
  5. zouden ontbloten
  6. zouden ontbloten
en verder
  1. ben ontbloot
  2. bent ontbloot
  3. is ontbloot
  4. zijn ontbloot
  5. zijn ontbloot
  6. zijn ontbloot
diversen
  1. ontbloot!
  2. ontbloot!
  3. ontbloot
  4. ontblotend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor ontbloten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dénuder bloot leggen; ontbloten strippen
déshabiller bloot leggen; ontbloten ontkleden; strippen; uitdoen; uitkleden; uittrekken
dévêtir bloot leggen; ontbloten ontkleden; strippen; uitdoen; uitkleden; uittrekken
mettre à nu bloot leggen; ontbloten blootleggen; onthullen; ontmaskeren; ontsluiten; opendoen; openen; openmaken; strippen

Wiktionary: ontbloten

ontbloten
verb
  1. propre|fr rendre nu, notamment dévêtir.
  2. Traductions à trier suivant le sens