Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
costaud
|
|
dommekracht; hersenloze krachtpatser; krachtpatser; rouwdouwer
|
ferme
|
|
boerderij; boerenbedrijf; boerenhoeve; boerenhofstede; boerenhuis; boerenwoning; dakstoel; hoeve
|
fort
|
|
burcht; citadel; kasteel; ridderkasteel; ridderslot; slot
|
notable
|
|
notabel; notabele
|
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
respectable
|
|
deugdzaam; eerzaam; zedig
|
-
|
behoorlijk; fors; goed; stevig
|
|
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
vaillant
|
flink
|
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
altier
|
fier; flink; glorieus; groots; prat; trots
|
aanmatigend; arrogant; hautain; hooghartig; hoogmoedig; hovaardig; neerbuigend; uit de hoogte; verwaand; zelfgenoegzaam; zelfingenomen
|
colossal
|
aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; behoorlijk; enorm; flink; fors
|
enorm; gigantisch; groot; groots; grootschalig; heel erg; heel groot; hemelhoog; huizehoog; immens; in zeer hoge mate; kolossaal; mijlenhoog; onmetelijk; reusachtig; reuze; torenhoog; zeer groot
|
considérable
|
aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; behoorlijk; enorm; flink; fors
|
aanmerkelijk; aanzienlijk; ambitieus; ampel; beduidend; behoorlijk; breedvoerig; eerzuchtig; frappant; groots; grootschalig; grootscheeps; important; in het oog lopend; in het oog springend; noemenswaardige; omstandig; opmerkelijk; opmerkenswaardig; opvallend; overvloedig; rijkelijk; royaal; ruimschoots; saillant; scheutig; streverig; substantieel; treffend; uitgebreid; uitvoerig; veelomvattend
|
considérablement
|
aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; behoorlijk; enorm; flink; fors
|
aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; behoorlijk; frappant; hoogst; in het oog lopend; in het oog springend; noemenswaardige; opmerkelijk; opmerkenswaardig; opvallend; saillant; substantieel; ten zeerste; treffend; uitermate
|
considéré
|
aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; behoorlijk; enorm; flink; fors
|
|
costaud
|
ferm; fiks; flink; fors; fysiek sterk; krachtig; potig; robuust; solide; sterk; stevig; stevig gebouwd; stoer
|
breed; fors; uit de kluiten gewassen
|
courageux
|
fier; flink; glorieus; groots; prat; trots
|
dapper; heldhaftig; heroïsch; kloek; koen; kranig; manhaftig; manmoedig; moedig; onbeducht; onbevreesd; onverschrokken; onvervaard; stout; stoutmoedig; vermetel
|
d'importance
|
flink; stoer
|
aanzienlijk; adelijk; befaamd; behoorlijk; belangrijk; beroemd; danig; doorluchtig; duchtig; geacht; gedistingeerd; gewichtig; hooggeplaatst; hooggezeten; illuster; prominent; van belang; verheven; vooraanstaand; vooraanstaande; voornaam
|
de grande envergure
|
aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; behoorlijk; enorm; flink; fors
|
ambitieus; eerzuchtig; groot; groots; grootschalig; grootscheeps; streverig; uitvoerig; veelomvattend
|
de manière importante
|
aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; behoorlijk; enorm; flink; fors
|
aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; behoorlijk; substantieel
|
décidé
|
dapper; ferm; flink; moedig; moreel sterk
|
absoluut; beslist; besluitvaardig; doortastend; ferm; gedecideerd; kordaat; krachtdadig; krachtig; niet beschroomd; onbedeesd; onbeschroomd; onvoorwaardelijk; pertinent; resoluut; standvastig; stoutmoedig; ten enenmale; vast en zeker; vastberaden; vastbesloten; vaststaand; volstrekt; vrijmoedig; vrijpostig; zeker
|
en termes vifs
|
dapper; ferm; flink; moedig; moreel sterk
|
|
ferme
|
dapper; ferm; fier; fiks; flink; fysiek sterk; glorieus; groots; krachtig; moedig; moreel sterk; prat; sterk; stevig; trots
|
absoluut; beslist; degelijk; doortastend; drastisch; energiek; ferm; geanimeerd; karaktervast; kordaat; krachtdadig; krachtig; levendig; onvoorwaardelijk; onwankelbaar; onwrikbaar; pal; pertinent; ronduit; solide; standvastig; stellig; sterk; stevig; ten enenmale; vast en zeker; vastbesloten; vasthoudend; vaststaand; vief; vol energie; vol fut; volhardend; volstrekt; zeker
|
fermement
|
dapper; ferm; fiks; flink; fysiek sterk; krachtig; moedig; moreel sterk; sterk; stevig
|
doortastend; drastisch; ferm; krachtdadig; krachtig; onwankelbaar; onwrikbaar; pal; standvastig; sterk; vastbesloten; vasthoudend; volhardend
|
fier
|
fier; flink; glorieus; groots; prat; trots
|
aanmatigend; arrogant; hautain; hooghartig; hoogmoedig; hovaardig; neerbuigend; uit de hoogte; verwaand; zelfgenoegzaam; zelfingenomen
|
fière
|
fier; flink; glorieus; groots; prat; trots
|
aanmatigend; arrogant; hautain; hooghartig; hoogmoedig; hovaardig; neerbuigend; uit de hoogte; verwaand; zelfgenoegzaam; zelfingenomen
|
fièrement
|
fier; flink; glorieus; groots; prat; trots
|
aanmatigend; arrogant; hautain; hooghartig; hoogmoedig; hovaardig; neerbuigend; uit de hoogte; verwaand; zelfgenoegzaam; zelfingenomen
|
fort
|
ferm; fiks; flink; fors; potig; robuust; solide; sterk; stevig; stevig gebouwd; stoer
|
behoorlijk; bijzonder; buitengemeen; buitengewoon; buitensporig; corpulent; danig; degelijk; dik; duchtig; energiek; erg; excessief; extreem; fantastisch; fel; formidabel; fors; forse; geanimeerd; gekruid; gepeperd; geweldig; gezet; grievend; hard; hardop; hartig; heel erg; heftig; hevig; hogelijk; hoogst; intens; intensief; krachtig; krenkend; kruidig; kwetsend; lawaaierig; levendig; lijvig; luid; luid klinkend; luidruchtig; pittig; prachtig; rumoerig; solide; stevig; ten zeerste; uitermate; uiterst; vet; vettig; vief; vol energie; vol fut; zeer; zwaarlijvig
|
fortement
|
flink; stoer
|
behoorlijk; danig; duchtig; erg; fel; heftig; hevig; hoogst; intens; intensief; krachtig; ten zeerste; uitermate
|
glorieux
|
fier; flink; glorieus; groots; prat; trots
|
betoverend; fonkelend; glinsterend; glorierijk; heilig; luisterrijk; lustrijk; magnifiek; prachtig; roemrijk; roemvol; schitterend; verheerlijkt; zalig
|
immense
|
aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; behoorlijk; enorm; flink; fors
|
bovenmatig; buiten proportie; buitengemeen; buitensporig; eindeloos; enorm; extreem; gedenkwaardig; gigantisch; groot; groots; grootschalig; heel erg; heel groot; heugelijk; immens; in zeer hoge mate; kolossaal; mateloos; memorabel; onafzienbaar; onbegrensd; onbeperkt; oneindig; onmeetbaar; onmetelijk; onnoemelijk; onoverzienbaar; ontzaglijk; onuitsprekelijk groot of veel; peilloos; reusachtig; reuze; tomeloos; uitermate; zeer groot; zonder einde
|
important
|
aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; behoorlijk; enorm; flink; fors
|
aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; befaamd; behoorlijk; belangrijk; belangrijke; geacht; hooggeplaatst; hooggezeten; important; invloedrijk; noemenswaardige; prominent; substantieel; van belang; vooraanstaand; vooraanstaande; voornaam; waard
|
inébranlable
|
ferm; fiks; flink; stevig
|
bestendig; ferm; kordaat; onaanvechtbaar; onbetwistbaar; onbuigzaam; onomstotelijk; onveranderlijk; onverzettelijk; onwankelbaar; onweerlegbaar; onwrikbaar; pal; rotsvast; standvastig; stijfkoppig; stug; taai; vasthoudend; volhardend
|
notable
|
aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; behoorlijk; enorm; flink; fors
|
aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; behoorlijk; belangrijk; dominant; frappant; gezaghebbend; geziene; important; in het oog lopend; in het oog springend; maatgevend; opmerkelijk; opmerkenswaardig; opvallend; saillant; substantieel; toonaangevend; treffend; van belang; vooraanstaande; welkome
|
notablement
|
aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; behoorlijk; enorm; flink; fors
|
aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; behoorlijk; frappant; in het oog lopend; in het oog springend; opmerkelijk; opmerkenswaardig; opvallend; saillant; substantieel; treffend
|
orgueilleux
|
fier; flink; glorieus; groots; prat; trots
|
aanmatigend; arrogant; hautain; hooghartig; hoogmoedig; hovaardig; neerbuigend; opschepperig; protsend; protserig; schreeuwerig; trots; uit de hoogte; verwaand; zelfgenoegzaam; zelfingenomen
|
remarquable
|
aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; behoorlijk; enorm; flink; fors
|
aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; behoorlijk; frappant; in het oog lopend; in het oog springend; opmerkelijk; opmerkenswaardig; opvallend; saillant; substantieel; treffend
|
respectable
|
aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; behoorlijk; enorm; flink; fors
|
achtbaar; achtenswaardig; befaamd; beschaafd; eerbaar; eerbiedwaardig; eerbiedwekkend; eerzaam; fantastisch; fatsoenlijk; formidabel; geacht; geducht; geweldig; hebbelijk; hooggeplaatst; hooggezeten; in hoge mate; indrukwekkend; keurig; kies; netjes; prachtig; prominent; respectabel; vooraanstaand; vooraanstaande; welgemanierd; welopgevoed
|
robuste
|
ferm; fiks; flink; fors; potig; robuust; solide; sterk; stevig; stevig gebouwd; stoer
|
behoorlijk; betrouwbaar; breed; danig; degelijk; deugdelijk; duchtig; fors; forse; grofgebouwd; kerngezond; solide; stevig; uit de kluiten gewassen; zeer gezond
|
robustement
|
flink; stoer
|
|
résolu
|
dapper; ferm; flink; moedig; moreel sterk
|
belicht; beschenen; beslist; bijgelicht; doelbewust; doortastend; drastisch; energiek; ferm; helder geworden; koelbloedig; kordaat; krachtdadig; krachtig; onverschrokken; opgehelderd; opgelost; opgetrokken; standvastig; vastbesloten; verhelderd; verlicht; vol energie
|
signifiant
|
aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; behoorlijk; enorm; flink; fors
|
|
solide
|
dapper; ferm; fiks; flink; fors; moedig; moreel sterk; potig; robuust; solide; sterk; stevig; stevig gebouwd; stoer
|
aannemelijk; behoorlijk; bestendig; betrouwbaar; danig; degelijk; degelijke; deugdelijk; doorwrocht; duchtig; ferm; gedegen; gefundeerd; gegrond; hecht; kordaat; logisch; onderlegd; onveranderlijk; op goede gronden steunend; solide; standvastig; steekhoudend; stevig; van goede hoedanigheid
|
solidement
|
ferm; fiks; flink; fors; potig; stevig
|
aannemelijk; bestendig; degelijk; degelijke; ferm; gefundeerd; gegrond; kordaat; logisch; onveranderlijk; op goede gronden steunend; solide; stabiel; standvastig; steekhoudend; stevig
|
stable
|
ferm; fiks; flink; stevig
|
bestendig; duurzaam; duurzame; gelijkblijvend; gelijkmatig; gestaag; hecht; onveranderlijk; stabiel; stevig
|
substantiel
|
aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; behoorlijk; enorm; flink; fors
|
aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; behoorlijk; danig; duchtig; enorm; frappant; heel erg; in het oog lopend; in het oog springend; in zeer hoge mate; noemenswaardige; opmerkelijk; opmerkenswaardig; opvallend; reuze; saillant; substantieel; treffend
|
vaillant
|
|
dapper; heldhaftig; heroïsch; kloek; koen; kranig; manhaftig; manmoedig; moedig; onbeducht; onbevreesd; onversaagd; onverschrokken; onvervaard; stout; stoutmoedig; vermetel; zonder vrees
|
vaste
|
aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; behoorlijk; enorm; flink; fors
|
ampel; breedvoerig; enorm; extensief; groot; groots; grootschalig; grootscheeps; heel erg; in details; in zeer hoge mate; omstandig; overvloedig; reuze; rijkelijk; royaal; ruim; ruimschoots; scheutig; uitgebreid; uitgewerkt; uitvoerig; veelomvattend; weids; wijd
|
vif
|
dapper; ferm; flink; moedig; moreel sterk
|
actief; ad rem; adrem; alert; beweeglijk; bezet; bijdehand; bitter; bitter van smaak; blij; blijmoedig; dartel; druk; drukbezet; dynamisch; energiek; erg; fel; flitsend; geagiteerd; gevat; hanig; heftig; hel; hevig; hip; intens; intensief; kien; kittig; krachtig; levendig; levenskrachtig; levenslustig; modieus; monter; onbeheerst; ongeblust; onstuimig; opgetogen; opgewekt; oplettend; pienter; pinnig; raak; rap; scherp; scherpzinnig; slagvaardig; slim; snedig; snel; snibbig; spits; spitsvondig; tierig; trendy; uitgekiend; uitgekookt; uitgeslapen; verhit; verwoed
|