Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
air
|
aangezicht; aanzien; buitenkant; gedaante; gelaat; type; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm
|
aanzien; allure; deun; deuntje; exterieur; manier van kijken; melodie; wijs; wijsje
|
air de quelqu'un
|
aangezicht; buitenkant; gedaante; iemand zijn uiterlijk; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm
|
|
allure
|
aangezicht; aanzien; buitenkant; gedaante; gelaat; type; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm
|
aanzien; air; allure; draf; gang van een paard; gezwindheid; in volle vaart; kwiekheid; rapheid; rapiditeit; rijsnelheid; schielijkheid; snelheid; tempo; tred; vaart; vlotheid; vlugheid
|
apparence
|
aangezicht; aanzien; buitenkant; gedaante; gelaat; iemand zijn uiterlijk; type; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm
|
aanzien; air; allure; dekmantel; exterieur; façade; illusie; masker; schijn; schijngestalte; uiterlijke schijn; voorkomen; weergave
|
apparition
|
geest; geestverschijning; schim; spook; spookverschijning; verschijning; verschijningsvorm
|
spookgestalte; spookverschijning; verschijnen
|
aspect
|
aangezicht; aanzien; buitenkant; gedaante; gelaat; iemand zijn uiterlijk; type; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm
|
aanblik; aanzien; allure; aspect; exterieur; facet; gedaante; opzicht; schim
|
comparution
|
verschijning; verschijningsvorm
|
|
connaissance
|
geest; geestverschijning; schim; spook; spookverschijning; verschijning
|
bekende; bekende persoon; capabelheid; competentie; geleerdheid; gemoedstoestand; handigheid; kennis; kennisje; kneep; kunst; medeweten; stemming; toer; truc; vage kennis; weten; wetenschap
|
dehors
|
aangezicht; buitenkant; gedaante; iemand zijn uiterlijk; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm
|
buitenkant; buitenzijde
|
esprit
|
geest; geestverschijning; schim; spook; spookverschijning; verschijning
|
aardigheid; bewustzijn; brein; brille; confessie; denkvermogen; elf; elfje; geest; geestigheid; gein; geloof; geloofsovertuiging; gemoedsaard; gemoedsgesteldheid; gemoedstoestand; genialiteit; genie; gezindheid; gezindte; grap; hersens; humor; inborst; intellect; intelligentie; inzicht; rede; spiritus; spookgestalte; spookverschijning; stemming; strekking; temperament; teneur; uiting van vrolijkheid; vernuft; verstand; vindingrijk vernuft
|
extérieur
|
aangezicht; aanzien; buitenkant; gedaante; gelaat; iemand zijn uiterlijk; type; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm
|
aanzien; buitenkant; buitenste; buitenzijde; exterieur
|
fantôme
|
geest; geestverschijning; schim; spook; spookverschijning; verschijning
|
fantoom; hersenschim; spook; spookbeeld; spookgestalte; spookverschijning
|
figure
|
aangezicht; aanzien; buitenkant; figuur; gedaante; gelaat; postuur; type; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm
|
aangezicht; figuur; gedaante; gelaat; gezicht; lichaamslijn; personage; postuur; schim; silhouet; uiterlijk
|
forme
|
aangezicht; aanzien; buitenkant; figuur; gedaante; gelaat; postuur; type; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm
|
afgieting; afgietsel; belijdenis; conditie; drukvorm; figuur; gedaante; gietmal; gietsel; gietvorm; in vorm zijn; leest; lichaamslijn; mal; matrijs; matrix; modelvorm; moedervorm; postuur; schim; schoenleest; shape; silhouet; uiterlijk; vorm; vormsel
|
génie
|
geest; geestverschijning; schim; spook; spookverschijning; verschijning
|
brein; brille; denkvermogen; geest; gemoedstoestand; geniaal persoon; genialiteit; genie; geniekorps; hersens; intellect; intelligentie; meesterbrein; stemming; vernuft; verstand; vindingrijk vernuft
|
hantise
|
geest; geestverschijning; schim; spook; spookverschijning; verschijning
|
hersenschim; spookbeeld
|
intellect
|
geest; geestverschijning; schim; spook; spookverschijning; verschijning
|
brein; brille; denkvermogen; geest; geestvermogen; gemoedstoestand; genie; hersens; idee; intellect; intelligentie; inzicht; rede; stemming; vernuft; verstand; verstandelijk vermogen
|
intelligence
|
geest; geestverschijning; schim; spook; spookverschijning; verschijning
|
adremheid; begripsvermogen; bevattingsvermogen; bijdehandheid; brein; brille; denkvermogen; geest; geestvermogen; gemoedstoestand; genialiteit; genie; gevatheid; gewiekstheid; goochemheid; hersens; idee; intellect; intelligentie; inzicht; pienterheid; rede; scherpheid; scherpte; scherpzinnigheid; schranderheid; slimheid; slimmigheid; snedigheid; spitsheid; spitsvondigheid; stemming; uitgeslapenheid; vernuft; verstand; verstandelijk vermogen; vindingrijk vernuft; vlugheid
|
mine
|
aangezicht; aanzien; buitenkant; gedaante; gelaat; type; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm
|
aanzien; exterieur; groeve; mijn; mijngroeve
|
parution
|
verschijning; verschijningsvorm
|
openbare publicatie; publicatie; publikatie; uitgave; uitgifte
|
physique
|
aangezicht; aanzien; buitenkant; gedaante; gelaat; iemand zijn uiterlijk; type; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm
|
constitutie; figuur; fysica; gedaante; lichaamsbouw; natuurkunde; postuur; uiterlijk
|
raison
|
geest; geestverschijning; schim; spook; spookverschijning; verschijning
|
aanleiding; billijkheid; brein; denkvermogen; directe oorzaak; geest; geestvermogen; gelijk; gemoedstoestand; hersens; intellect; oorzaak; rede; redelijkheid; reden; schappelijkheid; stemming; vernuft; verstand; verstandelijk vermogen; wijsheid
|
revenant
|
geest; geestverschijning; schim; spook; spookverschijning; verschijning
|
spookgestalte; spookverschijning
|
silhouette
|
figuur; gedaante; postuur; verschijning
|
contour; figuur; gedaante; lichaamslijn; omlijning; omtrek; postuur; schaduwbeeld; schim; silhouet; uiterlijk
|
spectre
|
geest; geestverschijning; schim; spook; spookverschijning; verschijning
|
gamma; scala; schrikbeeld; spectrum; spookgestalte; spookverschijning
|
vision
|
geest; geestverschijning; schim; spook; spookverschijning; verschijning
|
aanblik; aangezicht; anamorfose; begrip; benul; beschouwing; blik; chimère; denkbeeld; drogbeeld; droombeeld; gelaat; gezicht; gezichtspunt; hallucinatie; hersenschim; idee; illusie; interpretatie; inzicht; kijk; lezing; mening; mentale voorstelling; oogopslag; oordeel; opinie; opvatting; panorama; prospect; spookbeeld; standpunt; uitzicht; vergezicht; visie; visioen; vue; zicht; zienswijze; zinsbegoocheling
|
âme
|
geest; geestverschijning; schim; spook; spookverschijning; verschijning
|
aandrift; aard; daadkracht; energie; esprit; fut; geaardheid; gemoed; gemoedstoestand; inborst; inslag; karakter; kracht; mentaliteit; momentum; natuur; puf; stemming; werklust; ziel
|
Not Specified | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
connaissance
|
|
kennis
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
dehors
|
|
buiten; buitenshuis; er uit; in de natuur; op het land; te velde
|
extérieur
|
|
buitenlands; extern; uit een vreemd land; uiterlijk; uitwendig; uitwonend
|
physique
|
|
conditioneel; fysiek; fysieke gesteldheid betreffend; fysisch; lijfelijk; natuurkundig; sensueel; wulps; zinlijk; zinnelijk
|