Overzicht
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
- isoleren:
-
Wiktionary:
- isoleren → isoler
- isoleren → isoler, calorifuger
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor isoleren (Nederlands) in het Frans
isoleren:
-
isoleren (afzijdig stellen)
rester neutre; isoler; réserver son opinion-
rester neutre werkwoord
-
isoler werkwoord (isole, isoles, isolons, isolez, isolent, isolais, isolait, isolions, isoliez, isolaient, isolai, isolas, isola, isolâmes, isolâtes, isolèrent, isolerai, isoleras, isolera, isolerons, isolerez, isoleront)
-
réserver son opinion werkwoord
-
-
isoleren (gevangen zetten; opsluiten; interneren)
tenir; emprisonner; détenir; garder; interner; retenir; conserver-
tenir werkwoord (tiens, tient, tenons, tenez, tiennent, tenais, tenait, tenions, teniez, tenaient, tins, tint, tînmes, tîntes, tinrent, tiendrai, tiendras, tiendra, tiendrons, tiendrez, tiendront)
-
emprisonner werkwoord (emprisonne, emprisonnes, emprisonnons, emprisonnez, emprisonnent, emprisonnais, emprisonnait, emprisonnions, emprisonniez, emprisonnaient, emprisonnai, emprisonnas, emprisonna, emprisonnâmes, emprisonnâtes, emprisonnèrent, emprisonnerai, emprisonneras, emprisonnera, emprisonnerons, emprisonnerez, emprisonneront)
-
détenir werkwoord (détiens, détient, détenons, détenez, détiennent, détenais, détenait, détenions, déteniez, détenaient, détins, détint, détînmes, détîntes, détinrent, détiendrai, détiendras, détiendra, détiendrons, détiendrez, détiendront)
-
garder werkwoord (garde, gardes, gardons, gardez, gardent, gardais, gardait, gardions, gardiez, gardaient, gardai, gardas, garda, gardâmes, gardâtes, gardèrent, garderai, garderas, gardera, garderons, garderez, garderont)
-
interner werkwoord (interne, internes, internons, internez, internent, internais, internait, internions, interniez, internaient, internai, internas, interna, internâmes, internâtes, internèrent, internerai, interneras, internera, internerons, internerez, interneront)
-
retenir werkwoord (retiens, retient, retenons, retenez, retiennent, retenais, retenait, retenions, reteniez, retenaient, retins, retint, retînmes, retîntes, retinrent, retiendrai, retiendras, retiendra, retiendrons, retiendrez, retiendront)
-
conserver werkwoord (conserve, conserves, conservons, conservez, conservent, conservais, conservait, conservions, conserviez, conservaient, conservai, conservas, conserva, conservâmes, conservâtes, conservèrent, conserverai, conserveras, conservera, conserverons, conserverez, conserveront)
-
-
isoleren (afzonderen; afscheiden; afsplitsen)
séparer; isoler-
séparer werkwoord (sépare, sépares, séparons, séparez, séparent, séparais, séparait, séparions, sépariez, séparaient, séparai, séparas, sépara, séparâmes, séparâtes, séparèrent, séparerai, sépareras, séparera, séparerons, séparerez, sépareront)
-
isoler werkwoord (isole, isoles, isolons, isolez, isolent, isolais, isolait, isolions, isoliez, isolaient, isolai, isolas, isola, isolâmes, isolâtes, isolèrent, isolerai, isoleras, isolera, isolerons, isolerez, isoleront)
-
-
isoleren (apart zetten; afzonderen)
séparer; mettre de côté; isoler; mettre à l'écart-
séparer werkwoord (sépare, sépares, séparons, séparez, séparent, séparais, séparait, séparions, sépariez, séparaient, séparai, séparas, sépara, séparâmes, séparâtes, séparèrent, séparerai, sépareras, séparera, séparerons, séparerez, sépareront)
-
mettre de côté werkwoord
-
isoler werkwoord (isole, isoles, isolons, isolez, isolent, isolais, isolait, isolions, isoliez, isolaient, isolai, isolas, isola, isolâmes, isolâtes, isolèrent, isolerai, isoleras, isolera, isolerons, isolerez, isoleront)
-
mettre à l'écart werkwoord
-
-
isoleren (koudebestendig maken)
isoler; étancher; rendre résistant au froid-
isoler werkwoord (isole, isoles, isolons, isolez, isolent, isolais, isolait, isolions, isoliez, isolaient, isolai, isolas, isola, isolâmes, isolâtes, isolèrent, isolerai, isoleras, isolera, isolerons, isolerez, isoleront)
-
étancher werkwoord (étanche, étanches, étanchons, étanchez, étanchent, étanchais, étanchait, étanchions, étanchiez, étanchaient, étanchai, étanchas, étancha, étanchâmes, étanchâtes, étanchèrent, étancherai, étancheras, étanchera, étancherons, étancherez, étancheront)
-
rendre résistant au froid werkwoord
-
Conjugations for isoleren:
o.t.t.
- isoleer
- isoleert
- isoleert
- isoleren
- isoleren
- isoleren
o.v.t.
- isoleerde
- isoleerde
- isoleerde
- isoleerden
- isoleerden
- isoleerden
v.t.t.
- heb geïsoleerd
- hebt geïsoleerd
- heeft geïsoleerd
- hebben geïsoleerd
- hebben geïsoleerd
- hebben geïsoleerd
v.v.t.
- had geïsoleerd
- had geïsoleerd
- had geïsoleerd
- hadden geïsoleerd
- hadden geïsoleerd
- hadden geïsoleerd
o.t.t.t.
- zal isoleren
- zult isoleren
- zal isoleren
- zullen isoleren
- zullen isoleren
- zullen isoleren
o.v.t.t.
- zou isoleren
- zou isoleren
- zou isoleren
- zouden isoleren
- zouden isoleren
- zouden isoleren
en verder
- ben geïsoleerd
- bent geïsoleerd
- is geïsoleerd
- zijn geïsoleerd
- zijn geïsoleerd
- zijn geïsoleerd
diversen
- isoleer!
- isoleert!
- geïsoleerd
- isolerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor isoleren:
Synoniemen voor "isoleren":
Verwante definities voor "isoleren":
Wiktionary: isoleren
isoleren
Cross Translation:
verb
isoleren
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• isoleren | → isoler | ↔ isolate — transitive: to set apart or cut off from others |
• isoleren | → isoler; calorifuger | ↔ isolieren — etwas oder jemanden von seiner Umgebung abtrennen |
• isoleren | → isoler; calorifuger | ↔ isolieren — ein Teil von einer Menge trennen |
• isoleren | → isoler; calorifuger | ↔ isolieren — ein Argument oder einen Standpunkt für sich allein betrachten |
Frans
Uitgebreide vertaling voor isoleren (Frans) in het Nederlands
isoleren: (*Woord en zin splitter gebruikt)
- isolé: apart; gescheiden; afzonderlijk; vrijstaand; alleenstaand; op zich; separaat; losstaand; op zichzelf staand; geïsoleerd; single; afgelegen; ver; afgezonderd; veraf; verafgelegen; in quarantaine; vereenzaamd
- rené: herboren
- isoler: koudebestendig maken; dichten; afdichten; afscheiden; afzonderen; afsplitsen; isoleren; potten; hamsteren; oppotten; apart zetten; opzij leggen; afzijdig stellen