Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. deuk:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor deuken (Nederlands) in het Frans

deuk:

deuk [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de deuk (bluts; instulping)
    la bosse; le coup
    • bosse [la ~] zelfstandig naamwoord
    • coup [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor deuk:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bosse bluts; deuk; instulping bluts; bobbel; bobbeltje; bochel; bolling; buil; bult; bultje; hobbel; hobbeling; kneuswond; kneuzing; knobbel; letsel; oneffenheid; ongelijkheid; opgezwollen plek; opzetting; puistje; pukkel; steenpuist; uitpuiling; uitstulping; zwelling
coup bluts; deuk; instulping beurse plek; bluts; botsing; coup; dreun; dronk; duw; duwtje; gekke streek; harde slag; hengst; jens; klap; klokslag; klop; knal; kwak; lel; mep; messteek; muilpeer; opdonder; opduvel; opeen knallen; oplawaai; peut; por; putsch; rare streek; schaakstukverplaatsing; schaakzet; scheutje; schop; slag; slok; smak; staatsgreep; steek; stoot; stootje; teug; tik; toegebrachte klap; trap; tussendoortje; uithaal; vluggertje; voetbeweging; vuistslag; zet

Verwante woorden van "deuk":

  • deuken, deukje

Wiktionary: deuk


Cross Translation:
FromToVia
deuk cabossure; accroc dent — shallow deformation in the surface


Wiktionary: deuken

deuken
verb
  1. een deuk of deuken maken in iets
deuken
verb
  1. (familier, fr) Faire des bosses à un objet, de façon à le déformer.

Cross Translation:
FromToVia
deuken cabosser dent — produce a dent