Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. bijtend:
  2. bijten:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bijtend (Nederlands) in het Frans

bijtend:

bijtend bijvoeglijk naamwoord

  1. bijtend (inbijtend; inwerkend; invretend)
    mordant; corrosif; incisif
  2. bijtend (gemeen; scherp; fel; doordringend)
    mordant; âpre

Vertaal Matrix voor bijtend:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
mordant bijterigheid; het bijtende; het nare
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
corrosif bijtend; inbijtend; invretend; inwerkend grievend; krenkend; kwetsend
incisif bijtend; inbijtend; invretend; inwerkend met sarcasme; sarcastisch; scherp; vlijmend; vlijmscherp
mordant bijtend; doordringend; fel; gemeen; inbijtend; invretend; inwerkend; scherp bijtende; bijterig; grievend; hard; hoog; krenkend; kwetsend; met sarcasme; sarcastisch; schel; scherp; schril; snerpend
âpre bijtend; doordringend; fel; gemeen; scherp bar; bitter; bitter teleurgesteld; bitter van smaak; bitterachtig; grievend; grimmig; heet; honend; krenkend; kwetsend; onbegroeid; onderdrukt; opgekropt; pikant; schamper; scherp; scherp van smaak; smadelijk; smadend; smalend; spottend; verbeten; verbitterd; verkropt; wrangig

Wiktionary: bijtend

bijtend
adjective
  1. Qui est d’un goût âpre, se dit d’un vin acide, dur et âpre
  2. Qui a une saveur acide et amère provoquant un sentiment désagréable.
  3. Qui a un aspect pointu, tranchant, voire déchirer.
  4. médecine|fr Qui est brûlant, corrosif, parler des substances qui ont la propriété de brûler ou de désorganiser les matières vivantes.
  5. Qui couper.
  6. Qui produire une douleur âpre et aiguë.
  7. délié, menu, mince ou étroit.
  8. Qui couper ou qui est propre à couper.
  9. didact|fr Qui mordre.
  10. Qui percer, qui pénétrer.
  11. Qui piquer.
  12. Qui se termine en pointe
  13. Qui pénétrer.
  14. Qui avancer, qui sortir en dehors.
  15. Qui est en vie.
  16. Qui a quelque chose de piquant et d’irritant.
  17. Qui, par sa rudesse ou son âcreté, produit une sensation désagréable aux organes du toucher, de l’ouïe ou du goût.

Cross Translation:
FromToVia
bijtend acerbe; âpre; âcre; acéré; mordant sharp — offensive, critical, or acrimonious

bijtend vorm van bijten:

bijten [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het bijten
    la morsure
    • morsure [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor bijten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
morsure bijten happen in; knauw; pijn in de zij; steek; toehappen

Verwante woorden van "bijten":


Verwante definities voor "bijten":

  1. inwerken op de bovenlaag1
    • dat zuur bijt als het op je huid komt1
  2. je tanden ergens in zetten1
    • hij beet in de appel1

Wiktionary: bijten

bijten
verb
  1. iets afsnijden of afscheuren door tanden tegen elkaar te duwen
bijten
verb
  1. Serrer avec les dents de manière à entamer. (Sens général).

Cross Translation:
FromToVia
bijten mordre bite — to cut off a piece by clamping the teeth
bijten mordre bite — to attack with the teeth
bijten mordre bite — to bite a baited hook or other lure
bijten morsure bite — act of biting
bijten piquer; mordre beißen — (transitiv) die Zähne in etwas schlagen