Overzicht
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
- uitlaat:
- uitlaten:
-
Wiktionary:
- uitlaat → échappement
- uitlaat → pot d’échappement
- uitlaten → lâcher, omettre, promener, reconduire
- uitlaten → accompagner, raccompagner, promener
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor uitlaat (Nederlands) in het Frans
uitlaat:
-
de uitlaat (knalpot)
-
de uitlaat (uitlaatklep)
-
de uitlaat (uitlaatpijp; vlampijp)
Vertaal Matrix voor uitlaat:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
déchargeur | uitlaat; uitlaatpijp; vlampijp | |
dégorgeoir | uitlaat; uitlaatpijp; vlampijp | |
pot d'échappement | knalpot; uitlaat | |
soupape d'échappement | uitlaat; uitlaatklep; uitlaatpijp; vlampijp | |
tuyau d'échappement | knalpot; uitlaat; uitlaatklep; uitlaatpijp; vlampijp | |
échappement | knalpot; uitlaat | echappement |
écoulement | uitlaat; uitlaatpijp; vlampijp | afloop; afvoer; afwatering; bloeding; bloeduitvloeiing; drainage; drooglegging; lediging; lozen; lozing; ontwatering; spuien; spuiïng; stromen; verstrijken; verstrijking; vervallen; vloeiing; vloeimiddel; waterafvoer |
Verwante definities voor "uitlaat":
Wiktionary: uitlaat
uitlaat
Cross Translation:
noun
-
een opening waardoor iets als afvalproducten naar buiten kan treden
- uitlaat → échappement
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• uitlaat | → pot d’échappement | ↔ Auspuff — Fahrzeugtechnik: (Teil eines Verbrennungsmotors) Rohr, das die erzeugen Abgase ausstoßen |
uitlaat vorm van uitlaten:
-
de uitlaten (knalpotten)
Vertaal Matrix voor uitlaten:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
pots d'échappement | knalpotten; uitlaten | dempers; geluiddempers; knaldempers |
silencieux | knalpotten; uitlaten | demper; geluiddemper; klankdemper; knaldemper; sourdine |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
silencieux | Stil; bedaard; gedeisd; geluidloos; geruisloos; gesloten; in 't geniep; kalm; klankloos; ongemerkt; ongezien; rustig; stil; stilletjes; stilzwijgend; taciturn; weinig spraakzaam; zachtjes; zonder geluid; zwijgend; zwijgzaam |
Wiktionary: uitlaten
uitlaten
Cross Translation:
verb
-
détendre, desserrer quelque chose.
-
manquer, soit volontairement, soit involontairement, à faire ou à dire ce qu’on pouvait, ce qu’on devait faire ou dire.
-
Mener, conduire, faire aller quelqu’un de côté ou d’autre.
-
Traductions à trier suivant le sens.
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• uitlaten | → accompagner; raccompagner; promener | ↔ walk — to take for a walk |