Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. oprichten:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor oprichten (Nederlands) in het Frans

oprichten:

oprichten werkwoord (richt op, richtte op, richtten op, opgericht)

  1. oprichten (stichten; instellen; invoeren)
    fonder; établir; instaurer; élever; ériger; édifier; dresser
    • fonder werkwoord (fonde, fondes, fondons, fondez, )
    • établir werkwoord (établis, établit, établissons, établissez, )
    • instaurer werkwoord (instaure, instaures, instaurons, instaurez, )
    • élever werkwoord (élève, élèves, élevons, élevez, )
    • ériger werkwoord (érige, ériges, érigeons, érigez, )
    • édifier werkwoord (édifie, édifies, édifions, édifiez, )
    • dresser werkwoord (dresse, dresses, dressons, dressez, )
  2. oprichten (overeindzetten; optrekken)
    construire; mettre quelque chose debout; dresser; ériger; édifier; bâtir
    • construire werkwoord (construis, construit, construisons, construisez, )
    • dresser werkwoord (dresse, dresses, dressons, dressez, )
    • ériger werkwoord (érige, ériges, érigeons, érigez, )
    • édifier werkwoord (édifie, édifies, édifions, édifiez, )
    • bâtir werkwoord (bâtis, bâtit, bâtissons, bâtissez, )

Conjugations for oprichten:

o.t.t.
  1. richt op
  2. richt op
  3. richt op
  4. richten op
  5. richten op
  6. richten op
o.v.t.
  1. richtte op
  2. richtte op
  3. richtte op
  4. richtten op
  5. richtten op
  6. richtten op
v.t.t.
  1. heb opgericht
  2. hebt opgericht
  3. heeft opgericht
  4. hebben opgericht
  5. hebben opgericht
  6. hebben opgericht
v.v.t.
  1. had opgericht
  2. had opgericht
  3. had opgericht
  4. hadden opgericht
  5. hadden opgericht
  6. hadden opgericht
o.t.t.t.
  1. zal oprichten
  2. zult oprichten
  3. zal oprichten
  4. zullen oprichten
  5. zullen oprichten
  6. zullen oprichten
o.v.t.t.
  1. zou oprichten
  2. zou oprichten
  3. zou oprichten
  4. zouden oprichten
  5. zouden oprichten
  6. zouden oprichten
en verder
  1. ben opgericht
  2. bent opgericht
  3. is opgericht
  4. zijn opgericht
  5. zijn opgericht
  6. zijn opgericht
diversen
  1. richt op!
  2. richtt op!
  3. opgericht
  4. oprichtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor oprichten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bâtir oprichten; optrekken; overeindzetten aanbouwen; bebouwen; bijbouwen; bouwen; construeren; opbouwen; uitbouwen
construire oprichten; optrekken; overeindzetten aanbouwen; aanbrengen; aanleggen; arrangeren; bijbouwen; bouwen; construeren; expanderen; iets op touw zetten; in elkaar timmeren; in het leven roepen; ineentimmeren; installeren; maken; monteren en aansluiten; opbouwen; openen; plaatsen; regelen; scheppen; timmerend in elkaar zetten; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden
dresser instellen; invoeren; oprichten; optrekken; overeindzetten; stichten aanbrengen; aanleggen; arrangeren; bouwen; construeren; funderen; gaan staan; gronden; grondvesten; hoger worden; iets op touw zetten; installeren; monteren en aansluiten; omhoogbrengen; omhoogkomen; opstaan; opstijgen; opvliegen; plaatsen; rechtop zetten; regelen; temmen; verheffen
fonder instellen; invoeren; oprichten; stichten aarden; arrangeren; baseren; bouwen; funderen; gronden; grondvesten; iets op touw zetten; koloniseren; opbouwen; regelen; settelen; vestigen
instaurer instellen; invoeren; oprichten; stichten funderen; gronden; grondvesten
mettre quelque chose debout oprichten; optrekken; overeindzetten
édifier instellen; invoeren; oprichten; optrekken; overeindzetten; stichten arrangeren; bouwen; construeren; funderen; gronden; grondvesten; iets op touw zetten; opbouwen; regelen
élever instellen; invoeren; oprichten; stichten fokken; funderen; gronden; grondvesten; grootbrengen; heffen; hoger maken; hoger worden; kweken; lichten; omhoog brengen; omhoog doen; omhoogheffen; omhoogkomen; opfokken; opheffen; ophogen; opstijgen; optillen; opvliegen; opvoeden; tillen; verhogen; vormen
ériger instellen; invoeren; oprichten; optrekken; overeindzetten; stichten arrangeren; bouwen; construeren; funderen; gronden; grondvesten; iets op touw zetten; opbouwen; regelen
établir instellen; invoeren; oprichten; stichten aarden; baseren; bepalen; determineren; formeren; funderen; gronden; grondvesten; koloniseren; settelen; vaststellen; vestigen
- beginnen; stichten

Synoniemen voor "oprichten":


Antoniemen van "oprichten":


Verwante definities voor "oprichten":

  1. het laten ontstaan1
    • hij richtte een oudercommissie op1
  2. rechtop gaan staan of zitten1
    • zij richtte zich op en keek mij aan1

Wiktionary: oprichten

oprichten
Cross Translation:
FromToVia
oprichten établir etablieren — (transitiv) etwas dauerhaft einrichten, ins Leben rufen
oprichten ériger rear — to lift, raise etc. physically