Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. muts:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor muts (Nederlands) in het Frans

muts:

muts [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de muts (hoofddeksel)
    le bonnet; le chapeau; la casquette; le couvre-chef; le feutre
  2. de muts (baret)
    le bonnet; le béret; le capuchon
    • bonnet [le ~] zelfstandig naamwoord
    • béret [le ~] zelfstandig naamwoord
    • capuchon [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor muts:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bonnet baret; hoofddeksel; muts hoed; hoofddeksel; pet
béret baret; muts hoed; hoofddeksel; pet
capuchon baret; muts capuchon; monnikskap; regenkapje
casquette hoofddeksel; muts hoed; hoofddeksel; pet
chapeau hoofddeksel; muts hoed; hoedje; hoofddeksel; kardinaalshoed; kardinaalsmijter; pet
couvre-chef hoofddeksel; muts hoed; hoofdbedekking; hoofddeksel; pet
feutre hoofddeksel; muts griffel; grift; hoofddeksel; kleurstift; pen; pet; schrijfstift; vilt; viltstift

Verwante woorden van "muts":

  • mutsen

Verwante definities voor "muts":

  1. hoofddeksel van soepel materiaal1
    • hij heeft een wollen muts op tegen de kou1

Wiktionary: muts

muts
noun
  1. hoofddeksel van textiel zonder harde rand.
muts
noun
  1. Coiffure.
  2. sorte de coiffure sans bords ou à très petits bords.

Cross Translation:
FromToVia
muts bonnet; casquette Mütze — eng den Kopf umschließende Kopfbedeckung aus sehr weichem Material
muts tuque toque — knitted hat

Verwante vertalingen van muts