Nederlands

Uitgebreide vertaling voor damp (Nederlands) in het Frans

damp:

damp [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de damp (walm; rook)
    la fumée; la fumée épaisse; la vapeur; l'exhalation; l'exhalaison

Vertaal Matrix voor damp:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
exhalaison damp; rook; walm
exhalation damp; rook; walm
fumée damp; rook; walm
fumée épaisse damp; rook; walm
vapeur damp; rook; walm mist; nevel; stoom; stoomkracht; uitwaseming; waas; wasem; zichtbare damp

Verwante woorden van "damp":


Wiktionary: damp

damp
noun
  1. de gasvormige toestand van een stof, de toestand die ontstaan is door verdamping
damp
noun
  1. métrol|fr vapeur plus ou moins épaisse, et ordinairement froide, qui obscurcir l’air.
  2. didactique|fr Ce qui s’exhaler d’un corps.
  3. nuée de particules en suspension dans l’air former une masse gazeuse opaque, qui sortir des choses brûler, ou extrêmement échauffer par le feu.
  4. Exhalaison gazeuse
  5. Vapeur d’eau

Cross Translation:
FromToVia
damp brume; brouillard mist — Water or other liquid finely suspended in air
damp vapeur vapor — the gaseous state of a substance that is normally a solid or liquid
damp vapeur vapour — the gas phase component of a liquid or solid

dampen:

dampen werkwoord (damp, dampt, dampte, dampten, gedampt)

  1. dampen (verdampen; rook afgeven)
    dégager des vapeurs; dégager de la buée; transpirer; s'évaporer; dégager de la vapeur d'eau
    • transpirer werkwoord (transpire, transpires, transpirons, transpirez, )
    • s'évaporer werkwoord
  2. dampen (uitwasemen; stomen; wasemen)
    fumer; dégager de la buée; transpirer; exhaler; dégager des vapeurs; dégager de la vapeur d'eau
    • fumer werkwoord (fume, fumes, fumons, fumez, )
    • transpirer werkwoord (transpire, transpires, transpirons, transpirez, )
    • exhaler werkwoord (exhale, exhales, exhalons, exhalez, )
  3. dampen (tabak roken)

Conjugations for dampen:

o.t.t.
  1. damp
  2. dampt
  3. dampt
  4. dampen
  5. dampen
  6. dampen
o.v.t.
  1. dampte
  2. dampte
  3. dampte
  4. dampten
  5. dampten
  6. dampten
v.t.t.
  1. heb gedampt
  2. hebt gedampt
  3. heeft gedampt
  4. hebben gedampt
  5. hebben gedampt
  6. hebben gedampt
v.v.t.
  1. had gedampt
  2. had gedampt
  3. had gedampt
  4. hadden gedampt
  5. hadden gedampt
  6. hadden gedampt
o.t.t.t.
  1. zal dampen
  2. zult dampen
  3. zal dampen
  4. zullen dampen
  5. zullen dampen
  6. zullen dampen
o.v.t.t.
  1. zou dampen
  2. zou dampen
  3. zou dampen
  4. zouden dampen
  5. zouden dampen
  6. zouden dampen
diversen
  1. damp!
  2. dampt!
  3. gedampt
  4. dampend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

dampen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de dampen
    la vapeurs
    • vapeurs [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor dampen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vapeurs dampen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dégager de la buée dampen; rook afgeven; stomen; uitwasemen; verdampen; wasemen
dégager de la vapeur d'eau dampen; rook afgeven; stomen; uitwasemen; verdampen; wasemen
dégager des vapeurs dampen; rook afgeven; stomen; uitwasemen; verdampen; wasemen walm afgeven; walmen
exhaler dampen; stomen; uitwasemen; wasemen een geur verspreiden; geuren; rieken; ruiken
fumer dampen; stomen; uitwasemen; wasemen oproken; roken; walm afgeven; walmen
fumer du tabac dampen; tabak roken
s'évaporer dampen; rook afgeven; verdampen tot damp worden; verdampen; vervliegen
transpirer dampen; rook afgeven; stomen; uitwasemen; verdampen; wasemen doorsijpelen; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; filteren; laten doorsijpelen; percoleren; transpireren; uitzweten; zweten

Verwante woorden van "dampen":


Verwante vertalingen van damp