Overzicht
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
- damp:
- dampen:
-
Wiktionary:
- damp → vapeur, brouillard, exhalaison, fumée
- damp → brume, brouillard, vapeur
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor damp (Nederlands) in het Frans
damp:
Vertaal Matrix voor damp:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
exhalaison | damp; rook; walm | |
exhalation | damp; rook; walm | |
fumée | damp; rook; walm | |
fumée épaisse | damp; rook; walm | |
vapeur | damp; rook; walm | mist; nevel; stoom; stoomkracht; uitwaseming; waas; wasem; zichtbare damp |
Verwante woorden van "damp":
Wiktionary: damp
damp
Cross Translation:
noun
damp
-
de gasvormige toestand van een stof, de toestand die ontstaan is door verdamping
- damp → vapeur
noun
-
métrol|fr vapeur plus ou moins épaisse, et ordinairement froide, qui obscurcir l’air.
- brouillard → damp; floers; mist; nevel
-
didactique|fr Ce qui s’exhaler d’un corps.
-
nuée de particules en suspension dans l’air former une masse gazeuse opaque, qui sortir des choses brûler, ou extrêmement échauffer par le feu.
-
Exhalaison gazeuse
-
Vapeur d’eau
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• damp | → brume; brouillard | ↔ mist — Water or other liquid finely suspended in air |
• damp | → vapeur | ↔ vapor — the gaseous state of a substance that is normally a solid or liquid |
• damp | → vapeur | ↔ vapour — the gas phase component of a liquid or solid |
dampen:
-
dampen (verdampen; rook afgeven)
dégager des vapeurs; dégager de la buée; transpirer; s'évaporer; dégager de la vapeur d'eau-
dégager des vapeurs werkwoord
-
dégager de la buée werkwoord
-
transpirer werkwoord (transpire, transpires, transpirons, transpirez, transpirent, transpirais, transpirait, transpirions, transpiriez, transpiraient, transpirai, transpiras, transpira, transpirâmes, transpirâtes, transpirèrent, transpirerai, transpireras, transpirera, transpirerons, transpirerez, transpireront)
-
s'évaporer werkwoord
-
dégager de la vapeur d'eau werkwoord
-
-
dampen (uitwasemen; stomen; wasemen)
fumer; dégager de la buée; transpirer; exhaler; dégager des vapeurs; dégager de la vapeur d'eau-
fumer werkwoord (fume, fumes, fumons, fumez, fument, fumais, fumait, fumions, fumiez, fumaient, fumai, fumas, fuma, fumâmes, fumâtes, fumèrent, fumerai, fumeras, fumera, fumerons, fumerez, fumeront)
-
dégager de la buée werkwoord
-
transpirer werkwoord (transpire, transpires, transpirons, transpirez, transpirent, transpirais, transpirait, transpirions, transpiriez, transpiraient, transpirai, transpiras, transpira, transpirâmes, transpirâtes, transpirèrent, transpirerai, transpireras, transpirera, transpirerons, transpirerez, transpireront)
-
exhaler werkwoord (exhale, exhales, exhalons, exhalez, exhalent, exhalais, exhalait, exhalions, exhaliez, exhalaient, exhalai, exhalas, exhala, exhalâmes, exhalâtes, exhalèrent, exhalerai, exhaleras, exhalera, exhalerons, exhalerez, exhaleront)
-
dégager des vapeurs werkwoord
-
dégager de la vapeur d'eau werkwoord
-
-
dampen (tabak roken)
fumer du tabac-
fumer du tabac werkwoord
-
Conjugations for dampen:
o.t.t.
- damp
- dampt
- dampt
- dampen
- dampen
- dampen
o.v.t.
- dampte
- dampte
- dampte
- dampten
- dampten
- dampten
v.t.t.
- heb gedampt
- hebt gedampt
- heeft gedampt
- hebben gedampt
- hebben gedampt
- hebben gedampt
v.v.t.
- had gedampt
- had gedampt
- had gedampt
- hadden gedampt
- hadden gedampt
- hadden gedampt
o.t.t.t.
- zal dampen
- zult dampen
- zal dampen
- zullen dampen
- zullen dampen
- zullen dampen
o.v.t.t.
- zou dampen
- zou dampen
- zou dampen
- zouden dampen
- zouden dampen
- zouden dampen
diversen
- damp!
- dampt!
- gedampt
- dampend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor dampen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
vapeurs | dampen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
dégager de la buée | dampen; rook afgeven; stomen; uitwasemen; verdampen; wasemen | |
dégager de la vapeur d'eau | dampen; rook afgeven; stomen; uitwasemen; verdampen; wasemen | |
dégager des vapeurs | dampen; rook afgeven; stomen; uitwasemen; verdampen; wasemen | walm afgeven; walmen |
exhaler | dampen; stomen; uitwasemen; wasemen | een geur verspreiden; geuren; rieken; ruiken |
fumer | dampen; stomen; uitwasemen; wasemen | oproken; roken; walm afgeven; walmen |
fumer du tabac | dampen; tabak roken | |
s'évaporer | dampen; rook afgeven; verdampen | tot damp worden; verdampen; vervliegen |
transpirer | dampen; rook afgeven; stomen; uitwasemen; verdampen; wasemen | doorsijpelen; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; filteren; laten doorsijpelen; percoleren; transpireren; uitzweten; zweten |