Lopen: vertaling Nederlands

Remove Ads

Overzicht

Nederlands naar Frans: Meer gegevens...

lopen:
- avancer; se mouvoir; se promener; faire un tour; se balader; couler; s'écouler
- acte de marcher; va-et-vient
loop:
- course; sprint; fût de fusil
Wiktionary:
- lopen → marcher, promener, déraper, aller, couler
- lopen → aller, marcher, tourner, couler, courir, se promener, faire, à pied
- loop → canon, courant, tube
- loop → cours, courir

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor lopen (Nederlands) in het Frans

lopen:

lopen werkwoord (loop, loopt, liep, liepen, gelopen)

lopen (zich voortbewegen; gaan; stappen)
avancer; se mouvoir
- avancer werkwoord (avance, avances, avançons, avancez, avancent, avançais, avançait, avancions, avanciez, avançaient, avançai, avanças, avança, avançâmes, avançâtes, avancèrent, avancerai, avanceras, avancera, avancerons, avancerez, avanceront)
- se mouvoir werkwoord
lopen (kuieren; wandelen; slenteren; rondslenteren)
se promener; faire un tour; se balader
- se promener werkwoord
- faire un tour werkwoord
- se balader werkwoord
lopen (stromen; vloeien)
couler; s'écouler
- couler werkwoord (coule, coules, coulons, coulez, coulent, coulais, coulait, coulions, couliez, coulaient, coulai, coulas, coula, coulâmes, coulâtes, coulèrent, coulerai, couleras, coulera, coulerons, coulerez, couleront)
- s'écouler werkwoord

Conjugations for lopen:

o.t.t.

loop
loopt
loopt
lopen
lopen
lopen

o.v.t.

liep
liep
liep
liepen
liepen
liepen

v.t.t.

heb gelopen
hebt gelopen
heeft gelopen
hebben gelopen
hebben gelopen
hebben gelopen

v.v.t.

had gelopen
had gelopen
had gelopen
hadden gelopen
hadden gelopen
hadden gelopen

o.t.t.t.

zal lopen
zult lopen
zal lopen
zullen lopen
zullen lopen
zullen lopen

o.v.t.t.

zou lopen
zou lopen
zou lopen
zouden lopen
zouden lopen
zouden lopen

en verder

ben gelopen
bent gelopen
is gelopen
zijn gelopen
zijn gelopen
zijn gelopen

diversen

loop!
loopt!
gelopen
lopend

1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

lopen [het ~] zelfstandig naamwoord

het lopen (geloop)
l'acte de marcher; le va-et-vient
- acte de marcher [le ~] zelfstandig naamwoord
- va-et-vient [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor lopen:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
acte de marcher	geloop; lopen
avancer		oprukken
couler		afvloeien; wegstromen; wegvloeien
va-et-vient	geloop; lopen	geslinger; hotelschakelaar; hotelschakeling
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
avancer	gaan; lopen; stappen; zich voortbewegen	aandragen; aankaarten; aanknopen; aansnijden; aanvoeren; avanceren; beter worden; betogen; bevorderd worden; beweren; demonstreren; doorlopen; duwen; een stapje verder gaan; een voorstel doen; entameren; geld opleveren; gesprek aanknopen; hogerop komen; inbrengen; naar voren brengen; naar voren plaatsen; openen; opmarcheren; opperen; oprukken; opschuiven; opwerpen; poneren; pretenderen; progressie maken; starten; stellen; stuwen; suggereren; te berde brengen; ter sprake brengen; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; verbeteren; verder komen; verder lopen; verdergaan; verklaren; vertolken; vervroegen; verwoorden; voorgeven; voorschieten; voorschuiven; voortbewegen; voortgaan; voortstuwen; vooruitduwen; vooruitgang boeken; vooruitkomen; vooruitschuiven; vooruitstreven; voorwaarts treden; vorderen; vorderingen maken; vroeger uitvoeren dan gepland; zich opwerken
couler	lopen; stromen; vloeien	afdruipen; afglijden; aftakelen; afvloeien; afvoeren; afzakken; doen wegvloeien; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; galvaniseren; gulpen; gutsen; in stralen lopen; in stromen neerstorten; inzinken; kelderen; onder water gaan; ondergaan; sijpelen; uitdruppelen; vervallen; verzinken; vlieden; vloeien; vluchten; wegglijden; weglekken; wegstromen; wegvloeien; wegvluchten; wegzinken; zakken; zinken
faire un tour	kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen	banjeren; rondrijden; rondtoeren; vertreden
s'écouler	lopen; stromen; vloeien	aflopen; afvloeien; gulpen; gutsen; in stralen lopen; in stromen neerstorten; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; vlieden; vloeien; vluchten; voorbijgaan; wegstromen; wegvloeien; wegvluchten
se balader	kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen	banjeren; drentelen; flaneren; slenteren
se mouvoir	gaan; lopen; stappen; zich voortbewegen	verroeren; zich bewegen
se promener	kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen	rondlopen; rondwaren; rondzwalken
-	trappen
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
s'écouler		uitkomen; uitstromen

Verwante woorden van "lopen":

loop

Synoniemen voor "lopen":

verlopen

Verwante definities voor "lopen":

in werking zijn, draaien¹
- de motor loopt goed¹
je te voet voortbewegen door stappen te nemen¹
- er lopen twee mannen voorbij¹
zich uitstrekken in een bepaalde richting¹
- de rivier loopt naar zee¹
zich ontwikkelen¹
- ik moet nog zien hoe het loopt¹

Wiktionary: lopen

lopen

verb

stappen, gaan
- lopen → marcher; promener
uit de hand lopen
- lopen → déraper

lopen

verb

se déplacer jusqu'à un endroit.
- aller → gaan; karren; rijden; varen; lopen; van stapel lopen; verlopen; zich begeven; gesteld zijn; het maken
Traductions à trier suivant le sens
- couler → duiken; onderduiken; zinken; in de afgrond storten; lopen; stromen; vlieten; vloeien
Se déplacer par un mouvement alternatif des jambes ou des pattes, en ayant toujours un appui au sol.
- marcher → lopen; marcheren

Cross Translation:

From	To	Via
• lopen	→ aller	↔ gehen — sich schreitend, schrittweise fortbewegen
• lopen	→ marcher	↔ gehen — funktionieren / funktionsfähig sein
• lopen	→ marcher	↔ gehen — viel gekauft werden
• lopen	→ marcher	↔ laufen — von Menschen: (zu Fuß) gehen
• lopen	→ marcher; tourner	↔ laufen — von technischen Einrichtungen und: funktionstüchtig sein oder angeschaltet sein
• lopen	→ couler	↔ laufen — von Flüssigkeiten: sich fortbewegen
• lopen	→ courir	↔ run — to move quickly on two feet
• lopen	→ marcher; se promener	↔ walk — move on the feet
• lopen	→ marcher; faire; à pied	↔ walk — to travel a distance by walking

loop:

loop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

de loop (hardloopwedstrijd)
la course; le sprint
- course [la ~] zelfstandig naamwoord
- sprint [le ~] zelfstandig naamwoord
de loop (geweerlade)
le fût de fusil
- fût de fusil [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor loop:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
course	hardloopwedstrijd; loop	concours; hardloperij; partij; pot; race; ritprijs; strijd; wedloop; wedloop van hardlopers; wedren; wedstrijd
fût de fusil	geweerlade; loop
sprint	hardloopwedstrijd; loop	eindsprint; ren over korte afstand; sprint; spurt

Verwante woorden van "loop":

lopen, loops, loopje, loopjes

Wiktionary: loop

loop

noun

voorste deel van een wapen
- loop → canon

loop

noun

déplacement ordonné d’un fluide. — note On parle de courant d’air dans l’atmosphère, de courant marin dans les océans, du courant d’un cours d’eau.
- courant → loop
Tuyau.
- tube → buis; kanaal; loop; pijp; roer; steel

Cross Translation:

From	To	Via
• loop	→ cours	↔ course — onward movement
• loop	→ cours	↔ course — path taken by a waterway
• loop	→ courir	↔ run — the act of running

Verwante vertalingen van lopen

¹Muiswerk Woordenboek

Remove Ads

Nederlandse en Franse zoekresultaten voor: lopen

Uitgebreide vertaling voor lopen (Nederlands) in het Frans

lopen:

lopen werkwoord (loop, loopt, liep, liepen, gelopen)

lopen (zich voortbewegen; gaan; stappen)

lopen (kuieren; wandelen; slenteren; rondslenteren)

lopen (stromen; vloeien)

Conjugations for lopen:

o.t.t.

o.v.t.

v.t.t.

v.v.t.

o.t.t.t.

o.v.t.t.

en verder

diversen

lopen [het ~] zelfstandig naamwoord

het lopen (geloop)

Vertaal Matrix voor lopen:

Verwante woorden van "lopen":

Synoniemen voor "lopen":

Verwante definities voor "lopen":

Wiktionary: lopen

loop:

loop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

de loop (hardloopwedstrijd)

de loop (geweerlade)

Vertaal Matrix voor loop:

Verwante woorden van "loop":

Wiktionary: loop

Verwante vertalingen van lopen