Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. verzuim:
  2. verzuimen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor verzuim (Nederlands) in het Frans

verzuim:

verzuim [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het verzuim (absentie)
    l'absence
    • absence [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. het verzuim (nalatigheid; verzaking)
    l'omission; la négligence; la nonchalance

Vertaal Matrix voor verzuim:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
absence absentie; verzuim absentie; afwezigheid; gebrek; krapte; niet aanwezig zijn; schaarsheid; schaarste; schoolverzuim; tekort
nonchalance nalatigheid; verzaking; verzuim achteloosheid; nonchalance; onbezorgdheid; zorgeloosheid
négligence nalatigheid; verzaking; verzuim achteloosheid; drab; morsigheid; nonchalance; onachtzaamheid; slonzigheid; slordigheid; smeerlapperij; smerigheid; viespeukerij; viezigheid; vuil; vuilheid; vuiligheid; wanordelijkheid; zwijnenboel
omission nalatigheid; verzaking; verzuim omissie; weglating

Verwante woorden van "verzuim":


Wiktionary: verzuim

verzuim
Cross Translation:
FromToVia
verzuim retard Verzug — Verspätung, Rückstand bei der Erfüllung einer ausstehenden Schuld oder Pflicht

verzuimen:

verzuimen werkwoord (verzuim, verzuimt, verzuimde, verzuimden, verzuimd)

  1. verzuimen (ontbreken; mankeren; afwezig zijn)
    manquer; être absent; faire défaut
    • manquer werkwoord (manque, manques, manquons, manquez, )
    • être absent werkwoord
    • faire défaut werkwoord
  2. verzuimen (verzaken)
    négliger; omettre; manquer; renier
    • négliger werkwoord (néglige, négliges, négligeons, négligez, )
    • omettre werkwoord (omets, omet, omettons, omettez, )
    • manquer werkwoord (manque, manques, manquons, manquez, )
    • renier werkwoord (renie, renies, renions, reniez, )

Conjugations for verzuimen:

o.t.t.
  1. verzuim
  2. verzuimt
  3. verzuimt
  4. verzuimen
  5. verzuimen
  6. verzuimen
o.v.t.
  1. verzuimde
  2. verzuimde
  3. verzuimde
  4. verzuimden
  5. verzuimden
  6. verzuimden
v.t.t.
  1. heb verzuimd
  2. hebt verzuimd
  3. heeft verzuimd
  4. hebben verzuimd
  5. hebben verzuimd
  6. hebben verzuimd
v.v.t.
  1. had verzuimd
  2. had verzuimd
  3. had verzuimd
  4. hadden verzuimd
  5. hadden verzuimd
  6. hadden verzuimd
o.t.t.t.
  1. zal verzuimen
  2. zult verzuimen
  3. zal verzuimen
  4. zullen verzuimen
  5. zullen verzuimen
  6. zullen verzuimen
o.v.t.t.
  1. zou verzuimen
  2. zou verzuimen
  3. zou verzuimen
  4. zouden verzuimen
  5. zouden verzuimen
  6. zouden verzuimen
diversen
  1. verzuim!
  2. verzuimt!
  3. verzuimd
  4. verzuimend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor verzuimen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
faire défaut afwezig zijn; mankeren; ontbreken; verzuimen
manquer afwezig zijn; mankeren; ontbreken; verzaken; verzuimen afgaan; erbij inschieten; falen; floppen; gebrek hebben; in de puree lopen; knellen; kwijtraken; misgaan; mislopen; mislukken; missen; ontberen; over het hoofd zien; strak zitten; stranden; verkeerd lopen; verliezen; verloren gaan; vermissen; wegraken
négliger verzaken; verzuimen links laten liggen; nalaten; negeren; slordig maken; verloederen; veronachtzamen; versloffen; verslonzen; verwaarlozen; wegcijferen
omettre verzaken; verzuimen achterhouden; bemantelen; overslaan; verbergen; verduisteren; verheimelijken; verhullen; versluieren; verstoppen; weglaten; wegstoppen
renier verzaken; verzuimen logenstraffen; loochenen; ontkennen; verloochenen; verstoten; verzaken
être absent afwezig zijn; mankeren; ontbreken; verzuimen

Verwante woorden van "verzuimen":


Wiktionary: verzuimen

verzuimen
verb
  1. manquer, soit volontairement, soit involontairement, à faire ou à dire ce qu’on pouvait, ce qu’on devait faire ou dire.