Nederlands
Uitgebreide vertaling voor twinkelen (Nederlands) in het Frans
twinkelen:
-
twinkelen (fonkelen; stralen; schijnen; flikkeren; glanzen; sprankelen)
briller; étinceler; resplendir-
briller werkwoord (brille, brilles, brillons, brillez, brillent, brillais, brillait, brillions, brilliez, brillaient, brillai, brillas, brilla, brillâmes, brillâtes, brillèrent, brillerai, brilleras, brillera, brillerons, brillerez, brilleront)
-
étinceler werkwoord (étincelle, étincelles, étincelons, étincelez, étincellent, étincelais, étincelait, étincelions, étinceliez, étincelaient, étincelai, étincelas, étincela, étincelâmes, étincelâtes, étincelèrent, étincellerai, étincelleras, étincellera, étincellerons, étincellerez, étincelleront)
-
resplendir werkwoord (resplendis, resplendit, resplendissons, resplendissez, resplendissent, resplendissais, resplendissait, resplendissions, resplendissiez, resplendissaient, resplendîmes, resplendîtes, resplendirent, resplendirai, resplendiras, resplendira, resplendirons, resplendirez, resplendiront)
-
Conjugations for twinkelen:
o.t.t.
- twinkel
- twinkelt
- twinkelt
- twinkelen
- twinkelen
- twinkelen
o.v.t.
- twinkelde
- twinkelde
- twinkelde
- twinkelden
- twinkelden
- twinkelden
v.t.t.
- heb getwinkeld
- hebt getwinkeld
- heeft getwinkeld
- hebben getwinkeld
- hebben getwinkeld
- hebben getwinkeld
v.v.t.
- had getwinkeld
- had getwinkeld
- had getwinkeld
- hadden getwinkeld
- hadden getwinkeld
- hadden getwinkeld
o.t.t.t.
- zal twinkelen
- zult twinkelen
- zal twinkelen
- zullen twinkelen
- zullen twinkelen
- zullen twinkelen
o.v.t.t.
- zou twinkelen
- zou twinkelen
- zou twinkelen
- zouden twinkelen
- zouden twinkelen
- zouden twinkelen
en verder
- ben getwinkeld
- bent getwinkeld
- is getwinkeld
- zijn getwinkeld
- zijn getwinkeld
- zijn getwinkeld
diversen
- twinkel!
- twinkelt!
- getwinkeld
- twinkelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor twinkelen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
briller | flikkeren; fonkelen; glanzen; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen | blaken; blinken; excelleren; flitsen; fonkelen; glimmen; glinsteren; glitteren; iets uitstralen; licht geven; licht schijnen; licht uitzenden; lichten; onderscheiden; oplichten; overtreffen; schijnen; schitteren; stralen; uitblinken; uitblinken boven; uitmunten; uitsteken |
resplendir | flikkeren; fonkelen; glanzen; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen | blaken; fonkelen; glinsteren; iets uitstralen; licht schijnen; licht uitzenden; schitteren; stralen |
étinceler | flikkeren; fonkelen; glanzen; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen | blaken; flonkeren; fonkelen; glimmen; glinsteren; iets uitstralen; licht schijnen; licht uitzenden; schitteren; stralen; vonken |
Wiktionary: twinkelen
twinkelen
verb
-
briller, jeter des éclats par intermittence.
Computer vertaling door derden: