Overzicht
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
- ontdoen:
-
Wiktionary:
- ontdoen → défaire, dépouiller
- ontdoen → détromper, revenir de son erreur, annuler, défaire, éliminer
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor ontdoen (Nederlands) in het Frans
ontdoen:
-
ontdoen (zich van iets ontdoen)
dégarnir; se débarrasser de; défaire de; dépouiller de-
dégarnir werkwoord (dégarnis, dégarnit, dégarnissons, dégarnissez, dégarnissent, dégarnissais, dégarnissait, dégarnissions, dégarnissiez, dégarnissaient, dégarnîmes, dégarnîtes, dégarnirent, dégarnirai, dégarniras, dégarnira, dégarnirons, dégarnirez, dégarniront)
-
se débarrasser de werkwoord
-
défaire de werkwoord
-
dépouiller de werkwoord
-
-
ontdoen (uitbuiten; beroven)
exploiter; pressurer; priver de; tirer profit de; dépouiller de-
exploiter werkwoord (exploite, exploites, exploitons, exploitez, exploitent, exploitais, exploitait, exploitions, exploitiez, exploitaient, exploitai, exploitas, exploita, exploitâmes, exploitâtes, exploitèrent, exploiterai, exploiteras, exploitera, exploiterons, exploiterez, exploiteront)
-
pressurer werkwoord (pressure, pressures, pressurons, pressurez, pressurent, pressurais, pressurait, pressurions, pressuriez, pressuraient, pressurai, pressuras, pressura, pressurâmes, pressurâtes, pressurèrent, pressurerai, pressureras, pressurera, pressurerons, pressurerez, pressureront)
-
priver de werkwoord
-
tirer profit de werkwoord
-
dépouiller de werkwoord
-
Conjugations for ontdoen:
o.t.t.
- ontdoe
- ontdoet
- ontdoet
- ontdoen
- ontdoen
- ontdoen
o.v.t.
- ontdeed
- ontdeed
- ontdeed
- ontdeden
- ontdeden
- ontdeden
v.t.t.
- heb ontdaan
- hebt ontdaan
- heeft ontdaan
- hebben ontdaan
- hebben ontdaan
- hebben ontdaan
v.v.t.
- had ontdaan
- had ontdaan
- had ontdaan
- hadden ontdaan
- hadden ontdaan
- hadden ontdaan
o.t.t.t.
- zal ontdoen
- zult ontdoen
- zal ontdoen
- zullen ontdoen
- zullen ontdoen
- zullen ontdoen
o.v.t.t.
- zou ontdoen
- zou ontdoen
- zou ontdoen
- zouden ontdoen
- zouden ontdoen
- zouden ontdoen
en verder
- ben ontdaan
- bent ontdaan
- is ontdaan
- zijn ontdaan
- zijn ontdaan
- zijn ontdaan
diversen
- ontdoe!
- ontdoet!
- ontdaan
- ontdoend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
ontdoen