Overzicht
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
- maskeren:
- masker:
-
Wiktionary:
- maskeren → masquer
- maskeren → camouflage
- masker → masque
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor maskeren (Nederlands) in het Frans
maskeren:
-
maskeren (verhullen; omhullen; bedekken; versluieren; bemantelen; inhullen; hullen)
couvrir; cacher; voiler; déguiser; envelopper; dissimuler; masquer; camoufler; couvrir de; envelopper de; se revêtir de; se draper dans-
couvrir werkwoord (couvre, couvres, couvrons, couvrez, couvrent, couvrais, couvrait, couvrions, couvriez, couvraient, couvris, couvrit, couvrîmes, couvrîtes, couvrirent, couvrirai, couvriras, couvrira, couvrirons, couvrirez, couvriront)
-
cacher werkwoord (cache, caches, cachons, cachez, cachent, cachais, cachait, cachions, cachiez, cachaient, cachai, cachas, cacha, cachâmes, cachâtes, cachèrent, cacherai, cacheras, cachera, cacherons, cacherez, cacheront)
-
voiler werkwoord (voile, voiles, voilons, voilez, voilent, voilais, voilait, voilions, voiliez, voilaient, voilai, voilas, voila, voilâmes, voilâtes, voilèrent, voilerai, voileras, voilera, voilerons, voilerez, voileront)
-
déguiser werkwoord (déguise, déguises, déguisons, déguisez, déguisent, déguisais, déguisait, déguisions, déguisiez, déguisaient, déguisai, déguisas, déguisa, déguisâmes, déguisâtes, déguisèrent, déguiserai, déguiseras, déguisera, déguiserons, déguiserez, déguiseront)
-
envelopper werkwoord (enveloppe, enveloppes, enveloppons, enveloppez, enveloppent, enveloppais, enveloppait, enveloppions, enveloppiez, enveloppaient, enveloppai, enveloppas, enveloppa, enveloppâmes, enveloppâtes, enveloppèrent, envelopperai, envelopperas, enveloppera, envelopperons, envelopperez, envelopperont)
-
dissimuler werkwoord (dissimule, dissimules, dissimulons, dissimulez, dissimulent, dissimulais, dissimulait, dissimulions, dissimuliez, dissimulaient, dissimulai, dissimulas, dissimula, dissimulâmes, dissimulâtes, dissimulèrent, dissimulerai, dissimuleras, dissimulera, dissimulerons, dissimulerez, dissimuleront)
-
masquer werkwoord (masque, masques, masquons, masquez, masquent, masquais, masquait, masquions, masquiez, masquaient, masquai, masquas, masqua, masquâmes, masquâtes, masquèrent, masquerai, masqueras, masquera, masquerons, masquerez, masqueront)
-
camoufler werkwoord (camoufle, camoufles, camouflons, camouflez, camouflent, camouflais, camouflait, camouflions, camoufliez, camouflaient, camouflai, camouflas, camoufla, camouflâmes, camouflâtes, camouflèrent, camouflerai, camoufleras, camouflera, camouflerons, camouflerez, camoufleront)
-
couvrir de werkwoord
-
envelopper de werkwoord
-
se revêtir de werkwoord
-
se draper dans werkwoord
-
Conjugations for maskeren:
o.t.t.
- masker
- maskert
- maskert
- maskeren
- maskeren
- maskeren
o.v.t.
- maskerde
- maskerde
- maskerde
- maskerden
- maskerden
- maskerden
v.t.t.
- heb gemaskeerd
- hebt gemaskeerd
- heeft gemaskeerd
- hebben gemaskeerd
- hebben gemaskeerd
- hebben gemaskeerd
v.v.t.
- had gemaskeerd
- had gemaskeerd
- had gemaskeerd
- hadden gemaskeerd
- hadden gemaskeerd
- hadden gemaskeerd
o.t.t.t.
- zal maskeren
- zult maskeren
- zal maskeren
- zullen maskeren
- zullen maskeren
- zullen maskeren
o.v.t.t.
- zou maskeren
- zou maskeren
- zou maskeren
- zouden maskeren
- zouden maskeren
- zouden maskeren
en verder
- ben gemaskeerd
- bent gemaskeerd
- is gemaskeerd
- zijn gemaskeerd
- zijn gemaskeerd
- zijn gamaskeerd
diversen
- masker!
- maskert!
- gemaskeerd
- maskerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor maskeren:
Verwante woorden van "maskeren":
maskeren vorm van masker:
-
het masker (mombakkes; mom)
-
het masker (dekmantel; façade; schijn; voorkomen)
l'apparence; la mascarade; le masque; la façade; le déguisement; la couverture; le pignon; la devanture; le travestissement; le manteau; le camouflage; le changement d'habits