Nederlands
Uitgebreide vertaling voor haken (Nederlands) in het Frans
haken:
-
haken
faire du crochet-
faire du crochet werkwoord
-
Conjugations for haken:
o.t.t.
- haak
- haakt
- haakt
- haken
- haken
- haken
o.v.t.
- haakte
- haakte
- haakte
- haakten
- haakten
- haakten
v.t.t.
- heb gehaakt
- hebt gehaakt
- heeft gehaakt
- hebben gehaakt
- hebben gehaakt
- hebben gehaakt
v.v.t.
- had gehaakt
- had gehaakt
- had gehaakt
- hadden gehaakt
- hadden gehaakt
- hadden gehaakt
o.t.t.t.
- zal haken
- zult haken
- zal haken
- zullen haken
- zullen haken
- zullen haken
o.v.t.t.
- zou haken
- zou haken
- zou haken
- zouden haken
- zouden haken
- zouden haken
en verder
- ben gehaakt
- bent gehaakt
- is gehaakt
- zijn gehaakt
- zijn gehaakt
- zijn gehaakt
diversen
- haak!
- haakt!
- gehaakt
- hakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de haken (tekenhaken)
-
het haken (aanhaken)
Vertaal Matrix voor haken:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
accrochage | aanhaken; haken | aanrijding; botsing; collisie; conflict; handgemeen; onenigheid; opeen knallen; ruzie; schermutseling; twist; vasthaken |
crochet | aanhaken; haken; tekenhaken | bracket; haak; haakje; haaknaald; haakwerk; hoek; hoekstoot; ophanghaak; ophanghaakje; ophanglus; ophangvoorziening; teksthaakje; trekhaak |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
faire du crochet | haken |
Verwante woorden van "haken":
hak:
-
de hak (slag met een scherp werktuig; houw)
Vertaal Matrix voor hak:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
balafre | hak; houw; slag met een scherp werktuig | inkeping; inkerving; keep; kerf; sabelhouw |
coup de hache | hak; houw; slag met een scherp werktuig |
Verwante woorden van "hak":
Wiktionary: hak
hak
Cross Translation:
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• hak | → talon | ↔ heel — part of shoe |
• hak | → binette; houe | ↔ hoe — agricultural tool |
• hak | → pioche-hache | ↔ mattock — agricultural tool |
• hak | → talon | ↔ Absatz — Bekleidung: der erhöhte Teil der Schuhsohle am hinteren Schuhende |