Overzicht
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
- aanmanen:
-
Wiktionary:
- aanmanen → admonester, engager, exhorter, gronder, reprendre, réprimander
- aanmanen → rappeler, réclamer
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor aanmanen (Nederlands) in het Frans
aanmanen:
-
aanmanen (aanmanen tot een verplichting; sommeren; manen)
sommer; intimer; sommer de; exhorter à-
sommer werkwoord (somme, sommes, sommons, sommez, somment, sommais, sommait, sommions, sommiez, sommaient, sommai, sommas, somma, sommâmes, sommâtes, sommèrent, sommerai, sommeras, sommera, sommerons, sommerez, sommeront)
-
intimer werkwoord (intime, intimes, intimons, intimez, intiment, intimais, intimait, intimions, intimiez, intimaient, intimai, intimas, intima, intimâmes, intimâtes, intimèrent, intimerai, intimeras, intimera, intimerons, intimerez, intimeront)
-
sommer de werkwoord
-
exhorter à werkwoord
-
Conjugations for aanmanen:
o.t.t.
- maan aan
- maant aan
- maant aan
- manen aan
- manen aan
- manen aan
o.v.t.
- maande aan
- maande aan
- maande aan
- maanden aan
- maanden aan
- maanden aan
v.t.t.
- heb aangemaand
- hebt aangemaand
- heeft aangemaand
- hebben aangemaand
- hebben aangemaand
- hebben aangemaand
v.v.t.
- had aangemaand
- had aangemaand
- had aangemaand
- hadden aangemaand
- hadden aangemaand
- hadden aangemaand
o.t.t.t.
- zal aanmanen
- zult aanmanen
- zal aanmanen
- zullen aanmanen
- zullen aanmanen
- zullen aanmanen
o.v.t.t.
- zou aanmanen
- zou aanmanen
- zou aanmanen
- zouden aanmanen
- zouden aanmanen
- zouden aanmanen
diversen
- maan aan!
- maant aan!
- aangemaand
- aanmanende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor aanmanen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
sommer | aanschrijven; aanzeggen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
exhorter à | aanmanen; aanmanen tot een verplichting; manen; sommeren | herinneren; iemand aansporen; manen; niet vergeten; onthouden |
intimer | aanmanen; aanmanen tot een verplichting; manen; sommeren | dagen; ontbieden; oproepen; sommeren; voor het gerecht dagen; voor het gerecht ontbieden; voor het gerecht roepen |
sommer | aanmanen; aanmanen tot een verplichting; manen; sommeren | aanschrijven; aanzeggen; bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; kennis geven; konde doen; manen; met aandrang herinneren; ontbieden; opdragen; oproepen; rappelleren; sommeren; verordenen |
sommer de | aanmanen; aanmanen tot een verplichting; manen; sommeren | herinneren; niet vergeten; ontbieden; onthouden; oproepen; sommeren |
Wiktionary: aanmanen
aanmanen
Cross Translation:
verb
-
Faire une sévère réprimande à quelqu’un, sans condamner, mais avertit de ne pas recommencer.
-
mettre en gage, donner en gage.
-
exciter, encourager par ses paroles.
-
Faire entendre un bruit sourd, parler des animaux, du tonnerre ou du vent.
-
Prendre de nouveau. (Sens général)
-
reprendre quelqu’un avec autorité, lui reprocher sa faute.
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aanmanen | → rappeler; réclamer | ↔ einmahnen — an eine Verpflichtung oder Schuld erinnern |