Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor zuigen (Nederlands) in het Frans
zuigen:
-
zuigen (lurken; sabbelen)
sucer; téter; suçoter-
sucer werkwoord (suce, suces, suçons, sucez, sucent, suçais, suçait, sucions, suciez, suçaient, suçai, suças, suça, suçâmes, suçâtes, sucèrent, sucerai, suceras, sucera, sucerons, sucerez, suceront)
-
téter werkwoord (tète, tètes, tétons, tétez, tètent, tétais, tétait, tétions, tétiez, tétaient, tétai, tétas, téta, tétâmes, tétâtes, tétèrent, téterai, téteras, tétera, téterons, téterez, téteront)
-
suçoter werkwoord (suçote, suçotes, suçotons, suçotez, suçotent, suçotais, suçotait, suçotions, suçotiez, suçotaient, suçotai, suçotas, suçota, suçotâmes, suçotâtes, suçotèrent, suçoterai, suçoteras, suçotera, suçoterons, suçoterez, suçoteront)
-
-
zuigen (lurken; slurpen)
sucer; absorber; s'imbiber-
sucer werkwoord (suce, suces, suçons, sucez, sucent, suçais, suçait, sucions, suciez, suçaient, suçai, suças, suça, suçâmes, suçâtes, sucèrent, sucerai, suceras, sucera, sucerons, sucerez, suceront)
-
absorber werkwoord (absorbe, absorbes, absorbons, absorbez, absorbent, absorbais, absorbait, absorbions, absorbiez, absorbaient, absorbai, absorbas, absorba, absorbâmes, absorbâtes, absorbèrent, absorberai, absorberas, absorbera, absorberons, absorberez, absorberont)
-
s'imbiber werkwoord
-
-
zuigen (fellatio doen; pijpen; afzuigen)
sucer; téter-
sucer werkwoord (suce, suces, suçons, sucez, sucent, suçais, suçait, sucions, suciez, suçaient, suçai, suças, suça, suçâmes, suçâtes, sucèrent, sucerai, suceras, sucera, sucerons, sucerez, suceront)
-
téter werkwoord (tète, tètes, tétons, tétez, tètent, tétais, tétait, tétions, tétiez, tétaient, tétai, tétas, téta, tétâmes, tétâtes, tétèrent, téterai, téteras, tétera, téterons, téterez, téteront)
-
Conjugations for zuigen:
o.t.t.
- zuig
- zuigt
- zuigt
- zuigen
- zuigen
- zuigen
o.v.t.
- zoog
- zoog
- zoog
- zogen
- zogen
- zogen
v.t.t.
- heb gezogen
- hebt gezogen
- heeft gezogen
- hebben gezogen
- hebben gezogen
- hebben gezogen
v.v.t.
- had gezogen
- had gezogen
- had gezogen
- hadden gezogen
- hadden gezogen
- hadden gezogen
o.t.t.t.
- zal zuigen
- zult zuigen
- zal zuigen
- zullen zuigen
- zullen zuigen
- zullen zuigen
o.v.t.t.
- zou zuigen
- zou zuigen
- zou zuigen
- zouden zuigen
- zouden zuigen
- zouden zuigen
diversen
- zuig!
- zuigt!
- gezogen
- zuigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor zuigen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
téter | volzuigen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
absorber | lurken; slurpen; zuigen | absorberen; binnenkrijgen; doorslikken; in zich opnemen; inzuigen; naar binnen zuigen; opnemen; opslokken; opslorpen; opslurpen; slikken; zwelgen |
s'imbiber | lurken; slurpen; zuigen | |
sucer | afzuigen; fellatio doen; lurken; pijpen; sabbelen; slurpen; zuigen | kluiven; knauwen; leegzuigen; uitzuigen |
suçoter | lurken; sabbelen; zuigen | kluiven; knauwen |
téter | afzuigen; fellatio doen; lurken; pijpen; sabbelen; zuigen |
Verwante definities voor "zuigen":
Wiktionary: zuigen
zuigen
Cross Translation:
verb
zuigen
-
een verlaagde druk aanleggen met de mond of met een apparaat
- zuigen → sucer
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• zuigen | → sucer | ↔ saugen — etwas mit Hilfe von Unterdruck an sich heran befördern |
• zuigen | → sucer | ↔ saugen — etwas mit Hilfe von Unterdruck in sich hinein befördern |
• zuigen | → sucer | ↔ suck — to use the mouth to pull in (liquid etc) |