Home ->Woordenboeken ->Nederlands/Frans ->Zoek: pier

Nederlandse en Franse zoekresultaten voor: pier

Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. pier:
  2. Wiktionary:
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. épier:
  2. Wiktionary:

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor pier (Nederlands) in het Frans

pier:

pier [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de pier (havendam; havenhoofd)
    le débarcadère; l'embarcadère
  2. de pier (regenworm; worm; wurm; aardworm)
    le ver de terre

Vertaal Matrix voor pier:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
débarcadère havendam; havenhoofd; pier aanleghaven; aanlegplaats; aanlegsteiger; ankerplaats; kaai; kade; laadhaven; laadsteiger; ligplaats; loshaven; losplaats; steiger
embarcadère havendam; havenhoofd; pier aanlegplaats; aanlegsteiger; ankerplaats; kaai; kade; laadhaven; laadplaats; laadsteiger; ladingsplaats; landingsbrug; landingssteiger; ligplaats; opstapplaats; steiger
ver de terre aardworm; pier; regenworm; worm; wurm

Verwante woorden van "pier":

  • pieren, piertje, piertjes

Wiktionary: pier

pier
noun
  1. een regenworm
  2. een in een zee of rivier uitstekende brug, dam of golfbreker
  3. overdekte loopbrug op luchthaven
pier
noun
  1. amas de pierres, de cailloux et d’autres matériaux jeter à côté du canal qui forme l’entrée d’un port, fortement maçonner et ordinairement soutenir de pilotis, pour servir à rompre l’impétuosité des vagues.
  2. (term, au sens étroit) genre d’annélides de la famille des lumbricidés (Lumbricidae).
  3. animal invertébré long et rampant au corps cylindrique, sans membres articulés et qui correspond à plusieurs animaux comme les vers de terre, certaines larves d’insectes, etc.
  4. annélide oligochète terricole, invertébré de la famille des Lumbricidés.
Cross Translation:
FromToVia
• pier → jetée; môle ↔ Pier — wikipedia:de:Pier
• pier → jetée ↔ pier — raised platform built from the shore out over water
• pier → jetée ↔ pier — similar structure used to provide entertainment
• pier → ver ↔ worm — animal



Frans

Uitgebreide vertaling voor pier (Frans) in het Nederlands

épier:

épier werkwoord (épie, épies, épions, épiez, )

  1. épier (espionner; faire le voyeur)
    bespieden; spieden; spioneren; bespioneren
    • bespieden werkwoord (bespied, bespiedt, bespiedde, bespiedden, bespied)
    • spieden werkwoord (spied, spiedt, spiedde, spiedden, gespied)
    • spioneren werkwoord (spioneer, spioneert, spioneerde, spioneerden, gespioneerd)
    • bespioneren werkwoord (bespioneer, bespioneert, bespioneerde, bespioneerden, bespioneerd)
  2. épier (guetter; lorgner; reluquer)
    begluren; gluren
    • begluren werkwoord (begluur, begluurt, begluurde, begluurden, begluurd)
    • gluren werkwoord (gluur, gluurt, gluurde, gluurden, gegluurd)
  3. épier (reluquer; faire le voyeur; espionner; guetter; lorgner)
    stiekem kijken; gluren
  4. épier (guetter; espionner)
    beloeren
    • beloeren werkwoord (beloer, beloert, beloerde, beloerden, beloerd)
  5. épier (guetter; espionner)
    bespieden; verspieden
  6. épier
    afloeren
    • afloeren werkwoord (loer af, loert af, loerde af, loerden af, afgeloerd)

Conjugations for épier:

Présent
  1. épie
  2. épies
  3. épie
  4. épions
  5. épiez
  6. épient
imparfait
  1. épiais
  2. épiais
  3. épiait
  4. épiions
  5. épiiez
  6. épiaient
passé simple
  1. épiai
  2. épias
  3. épia
  4. épiâmes
  5. épiâtes
  6. épièrent
futur simple
  1. épierai
  2. épieras
  3. épiera
  4. épierons
  5. épierez
  6. épieront
subjonctif présent
  1. que j'épie
  2. que tu épies
  3. qu'il épie
  4. que nous épiions
  5. que vous épiiez
  6. qu'ils épient
conditionnel présent
  1. épierais
  2. épierais
  3. épierait
  4. épierions
  5. épieriez
  6. épieraient
passé composé
  1. ai épié
  2. as épié
  3. a épié
  4. avons épié
  5. avez épié
  6. ont épié
divers
  1. épie!
  2. épiez!
  3. épions!
  5. épié
  6. épiant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

épier [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. l'épier (guetter; être à l'affut)
    het loeren
    • loeren [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor épier:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
loeren guetter; épier; être à l'affut
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afloeren épier
begluren guetter; lorgner; reluquer; épier
beloeren espionner; guetter; épier
bespieden espionner; faire le voyeur; guetter; épier
bespioneren espionner; faire le voyeur; épier
gluren espionner; faire le voyeur; guetter; lorgner; reluquer; épier guetter
loeren guetter; scruter des yeux
spieden espionner; faire le voyeur; épier
spioneren espionner; faire le voyeur; épier
stiekem kijken espionner; faire le voyeur; guetter; lorgner; reluquer; épier
verspieden espionner; guetter; épier

Synoniemen voor "épier":


Wiktionary: épier

épier
verb
  1. Traductions à trier suivant le sens
épier
verb
  1. iemand onopgemerkt in de gaten houden
Cross Translation:
FromToVia
• épier → in de gaten houden ↔ keep an eye on — to watch and pay attention to







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0653 seconde
Page rendered in 1.0 seconds