Nederlands

Uitgebreide vertaling voor inrichten (Nederlands) in het Frans

inrichten:

inrichten werkwoord (richt in, richtte in, richtten in, ingericht)

  1. inrichten (installeren)
    installer; arranger
    • installer werkwoord (installe, installes, installons, installez, )
    • arranger werkwoord (arrange, arranges, arrangeons, arrangez, )
  2. inrichten (meubileren)
    aménager; meubler; installer; outiller
    • aménager werkwoord (aménage, aménages, aménageons, aménagez, )
    • meubler werkwoord (meuble, meubles, meublons, meublez, )
    • installer werkwoord (installe, installes, installons, installez, )
    • outiller werkwoord
  3. inrichten

Conjugations for inrichten:

o.t.t.
  1. richt in
  2. richt in
  3. richt in
  4. richten in
  5. richten in
  6. richten in
o.v.t.
  1. richtte in
  2. richtte in
  3. richtte in
  4. richtten in
  5. richtten in
  6. richtten in
v.t.t.
  1. heb ingericht
  2. hebt ingericht
  3. heeft ingericht
  4. hebben ingericht
  5. hebben ingericht
  6. hebben ingericht
v.v.t.
  1. had ingericht
  2. had ingericht
  3. had ingericht
  4. hadden ingericht
  5. hadden ingericht
  6. hadden ingericht
o.t.t.t.
  1. zal inrichten
  2. zult inrichten
  3. zal inrichten
  4. zullen inrichten
  5. zullen inrichten
  6. zullen inrichten
o.v.t.t.
  1. zou inrichten
  2. zou inrichten
  3. zou inrichten
  4. zouden inrichten
  5. zouden inrichten
  6. zouden inrichten
en verder
  1. is ingericht
diversen
  1. richt in!
  2. richt in!
  3. ingericht
  4. inrichtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

inrichten [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. inrichten (woninginrichting; inrichting; woningdecoratie)
    la décoration intérieure; l'aménagement; l'ameublement; le mobilier; l'installation; le meubles
  2. inrichten
    l'approvisionnement

Vertaal Matrix voor inrichten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ameublement inrichten; inrichting; woningdecoratie; woninginrichting aankleding; ameublement; decoratie; meubelen; meubels; meubilair; meubilering
aménagement inrichten; inrichting; woningdecoratie; woninginrichting aankleding; ameublement; benodigde; decoratie; inrichting; meubelen; meubels; meubilair; meubilering; monstering; outfit; outillage; uitmonstering; uitrusting; uitzet; versiering
approvisionnement inrichten aanvoer; afgifte; bevoorrading; bezorging; geleverde; leverantie; levering; toevoer; verschaffing; voorraadvorming; voorziening
décoration intérieure inrichten; inrichting; woningdecoratie; woninginrichting
installation inrichten; inrichting; woningdecoratie; woninginrichting assemblage; assembleren; bevestiging; beëdiging; eerbetoon; faciliteit; het bevestigen; het plaatsen; het stichten; het vastmaken; huldebetoon; huldiging; ingebruikname; installatie; instelling; montage; nederzetting; oprichting; plaatsing; samenstelling; samenvoeging; stichting; vestiging
meubles inrichten; inrichting; woningdecoratie; woninginrichting aankleding; ameublement; boedel; decoratie; huisraad; inboedel; meubelen; meubels; meubilair; meubilering
mobilier inrichten; inrichting; woningdecoratie; woninginrichting aankleding; boedel; decoratie; huisraad; inboedel
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aménager inrichten; meubileren arrangeren; huis inrichten; iets op touw zetten; regelen
arranger inrichten; installeren afspreken; arrangeren; bedisselen; bijleggen; coördineren; effenen; egaliseren; fatsoeneren; fiksen; flikken; goedmaken; groeperen; herstellen; iets op touw zetten; in goede staat brengen; in orde brengen; in orde maken; indelen; instrumenteren; klaarspelen; opkalefateren; opknappen; oplappen; opvijzelen; ordenen; orkestreren; rangeren; rangordenen; rangschikken; regelen; renoveren; ruzie afsluiten; schiften; schikken; sorteren; systematiseren; uitzoeken; vereffenen; vlijen; voor elkaar krijgen
configurer inrichten
installer inrichten; installeren; meubileren aanbrengen; aanleggen; bevestigen; bijzetten; deponeren; ergens aan bevestigen; inaugureren; inhuldigen; installeren; inwijden; leggen; monteren en aansluiten; neerleggen; neerzetten; onderuit halen; plaatsen; plechtig bevestigen; vastmaken; vastzetten; wegleggen; zetten
meubler inrichten; meubileren
outiller inrichten; meubileren
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
installation installatie


Verwante vertalingen van inrichten