Overzicht
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
- gokken:
- gok:
-
Wiktionary:
- gokken → parier
- gokken → parier, flamber
- gok → jeu de hasard, pari, conjecture
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor gokken (Nederlands) in het Frans
gokken:
-
gokken (een gok wagen)
parier; prendre le risque; jouer; spéculer; faire des spéculations-
parier werkwoord (parie, paries, parions, pariez, parient, pariais, pariait, pariions, pariiez, pariaient, pariai, parias, paria, pariâmes, pariâtes, parièrent, parierai, parieras, pariera, parierons, parierez, parieront)
-
prendre le risque werkwoord
-
jouer werkwoord (joue, joues, jouons, jouez, jouent, jouais, jouait, jouions, jouiez, jouaient, jouai, jouas, joua, jouâmes, jouâtes, jouèrent, jouerai, joueras, jouera, jouerons, jouerez, joueront)
-
spéculer werkwoord (spécule, spécules, spéculons, spéculez, spéculent, spéculais, spéculait, spéculions, spéculiez, spéculaient, spéculai, spéculas, spécula, spéculâmes, spéculâtes, spéculèrent, spéculerai, spéculeras, spéculera, spéculerons, spéculerez, spéculeront)
-
faire des spéculations werkwoord
-
-
gokken (met geld spelen)
boursicoter; spéculer; jouer-
boursicoter werkwoord
-
spéculer werkwoord (spécule, spécules, spéculons, spéculez, spéculent, spéculais, spéculait, spéculions, spéculiez, spéculaient, spéculai, spéculas, spécula, spéculâmes, spéculâtes, spéculèrent, spéculerai, spéculeras, spéculera, spéculerons, spéculerez, spéculeront)
-
jouer werkwoord (joue, joues, jouons, jouez, jouent, jouais, jouait, jouions, jouiez, jouaient, jouai, jouas, joua, jouâmes, jouâtes, jouèrent, jouerai, joueras, jouera, jouerons, jouerez, joueront)
-
Conjugations for gokken:
o.t.t.
- gok
- gokt
- gokt
- gokken
- gokken
- gokken
o.v.t.
- gokte
- gokte
- gokte
- gokten
- gokten
- gokten
v.t.t.
- heb gegokt
- hebt gegokt
- heeft gegokt
- hebben gegokt
- hebben gegokt
- hebben gegokt
v.v.t.
- had gegokt
- had gegokt
- had gegokt
- hadden gegokt
- hadden gegokt
- hadden gegokt
o.t.t.t.
- zal gokken
- zult gokken
- zal gokken
- zullen gokken
- zullen gokken
- zullen gokken
o.v.t.t.
- zou gokken
- zou gokken
- zou gokken
- zouden gokken
- zouden gokken
- zouden gokken
diversen
- gok!
- gokt!
- gegokt
- gokkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het gokken
Vertaal Matrix voor gokken:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
mise | gokken | aanleggen; aanwending; bod; doel; doeleinde; gebruik; geld inzetten; inlay; inzet; inzetten; kledij; motie; pot; poule; propositie; speelgeld; streven; toepassing; voorstel; voorstel doen |
pari | gokken | weddenschap |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
boursicoter | gokken; met geld spelen | |
faire des spéculations | een gok wagen; gokken | met aandelen spelen; speculeren |
jouer | een gok wagen; gokken; met geld spelen | acteren; doen alsof; dramatiseren; een rol vertolken; komedie spelen; met aandelen spelen; opspelen; opspelen kaartspel; optreden; performen; speculeren; spelen; tokkelen; toneelspelen; zich aanstellen |
parier | een gok wagen; gokken | inzetten; verwedden; wedden |
prendre le risque | een gok wagen; gokken | |
spéculer | een gok wagen; gokken; met geld spelen | gissen; gissing maken; met aandelen spelen; raden; speculeren |
Verwante woorden van "gokken":
Wiktionary: gokken
gokken
Cross Translation:
verb
-
iets van waarde, veelal geld, inzetten op de mogelijke uitkomst van iets onzekers
- gokken → parier
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• gokken | → parier | ↔ bet — To stake or pledge upon the outcome of an event |
• gokken | → parier | ↔ gamble — to take a risk, with the potential of a positive outcome |
• gokken | → flamber | ↔ zocken — umgangssprachlich; auch im übertragenen Sinne: Glücksspiele oder riskante Börsengeschäfte betreiben |
gokken vorm van gok:
-
de gok (waagstuk; gewaagde onderneming; risicovolle onderneming; risico; kans)
Vertaal Matrix voor gok:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
coup d'audace | gewaagde onderneming; gok; kans; risico; risicovolle onderneming; waagstuk | |
risque | gewaagde onderneming; gok; kans; risico; risicovolle onderneming; waagstuk | dreiging; gevaar; onheil; onheilsdreiging; ramp |
Verwante woorden van "gok":
Wiktionary: gok
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• gok | → jeu de hasard; pari | ↔ gamble — a risk undertaken with a potential gain |
• gok | → conjecture | ↔ guess — prediction about the outcome of something |