Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. babysitter:
  2. Wiktionary:
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. baby-sitter:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor babysitter (Nederlands) in het Frans

babysitter:

babysitter [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de babysitter (kinderoppas; oppas; babyoppas)
    la baby-sitter

Vertaal Matrix voor babysitter:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
baby-sitter babyoppas; babysitter; kinderoppas; oppas

Verwante woorden van "babysitter":

  • babysitters

Wiktionary: babysitter

babysitter
noun
  1. iemand die, gewoonlijk tegen betaling, enige tijd oppast op iemands kind of baby

Cross Translation:
FromToVia
babysitter baby-sitter; babysitter; babysitteuse; babysitteur Babysitter — Person, die Säuglinge und Kleinkinder in Abwesenheit ihrer Eltern meist gegen Bezahlung hütet



Frans

Uitgebreide vertaling voor babysitter (Frans) in het Nederlands

baby-sitter:

baby-sitter [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la baby-sitter
    de kinderoppas; de oppas; babyoppas; de babysitter

Vertaal Matrix voor baby-sitter:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
babyoppas baby-sitter
babysitter baby-sitter
kinderoppas baby-sitter garde d'enfants
oppas baby-sitter

Synoniemen voor "baby-sitter":


Wiktionary: baby-sitter

baby-sitter
noun
  1. Garde de bébé ou d’enfant
baby-sitter
noun
  1. iemand die, gewoonlijk tegen betaling, enige tijd oppast op iemands kind of baby
  2. een persoon die op andermans kinderen past

Cross Translation:
FromToVia
baby-sitter babysitter; baby-sitter Babysitter — Person, die Säuglinge und Kleinkinder in Abwesenheit ihrer Eltern meist gegen Bezahlung hütet


Wiktionary: babysitter


Cross Translation:
FromToVia
babysitter babysitter; baby-sitter Babysitter — Person, die Säuglinge und Kleinkinder in Abwesenheit ihrer Eltern meist gegen Bezahlung hütet