Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. panne:
  2. Wiktionary:
  3. Gebruikers suggesties voor panne:
    • dépannage
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. panne:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor panne (Nederlands) in het Frans

panne:

panne [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de panne
    la panne
    • panne [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor panne:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
panne panne defect; euvel; fout; gebrek; machinedefect; mankement; storing

Verwante woorden van "panne":

  • pannes

Wiktionary: panne


Cross Translation:
FromToVia
panne panne breakdown — failure, particularly mechanical
panne panne Panne — plötzlich eintretender Schaden: Nichtfunktionieren von Technik, insbesondere Fahrzeugtechnik



Frans

Uitgebreide vertaling voor panne (Frans) in het Nederlands

panne:

panne [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la panne
    de panne
    • panne [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. la panne (interruption; dérèglement; perturbation; )
    de storing
    • storing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  3. la panne (défaut; dommage; dérangement; avarie)
    het defect; machinedefect; de fout; het gebrek; het mankement; het euvel
    • defect [het ~] zelfstandig naamwoord
    • machinedefect [znw.] zelfstandig naamwoord
    • fout [de ~] zelfstandig naamwoord
    • gebrek [het ~] zelfstandig naamwoord
    • mankement [het ~] zelfstandig naamwoord
    • euvel [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor panne:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
defect avarie; dommage; défaut; dérangement; panne
euvel avarie; dommage; défaut; dérangement; panne défaut; imperfection
fout avarie; dommage; défaut; dérangement; panne bogue; bévue; coup manqué; coup raté; défaillance; défaut; errance; erreur; faute; faux pas; gaffe; imperfection; lapsus; manque; méprise; égarement
gebrek avarie; dommage; défaut; dérangement; panne absence; anomalie; besoin; disette; défaillance; défaut; déficience; déficit; erreur; faiblesse; frugalité; handicap; imperfection; impuissance; infirmité; infortune; insuffisance; lacune; manque; misère; pauvreté; pénurie; rareté; sensibilité
machinedefect avarie; dommage; défaut; dérangement; panne
mankement avarie; dommage; défaut; dérangement; panne défaut; imperfection
panne panne
storing coupure; dérangement; dérèglement; gêne; interruption; panne; perturbation dérèglement
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
defect brisé; cassé; défectueux; en dérangement; en panne; en pièces; hors d'usage; hors de service
fout erroné; fausse; faux; fripon; incorrect; incorrecte; inexact; malicieux; polisson; raté; à côté

Synoniemen voor "panne":


Wiktionary: panne


Cross Translation:
FromToVia
panne panne; mankement; defect; stilstand breakdown — failure, particularly mechanical
panne motorpanne; motorpech engine trouble — problem occurring with an engine or motor
panne mislukking failure — termination of the ability of an item to perform its required function
panne panne Panne — plötzlich eintretender Schaden: Nichtfunktionieren von Technik, insbesondere Fahrzeugtechnik

Verwante vertalingen van panne