Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. naturaliseren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor naturaliseren (Nederlands) in het Frans

naturaliseren:

naturaliseren werkwoord (naturaliseer, naturaliseert, naturaliseerde, naturaliseerden, genaturaliseerd)

  1. naturaliseren
    naturaliser
    • naturaliser werkwoord (naturalise, naturalises, naturalisons, naturalisez, )

Conjugations for naturaliseren:

o.t.t.
  1. naturaliseer
  2. naturaliseert
  3. naturaliseert
  4. naturaliseren
  5. naturaliseren
  6. naturaliseren
o.v.t.
  1. naturaliseerde
  2. naturaliseerde
  3. naturaliseerde
  4. naturaliseerden
  5. naturaliseerden
  6. naturaliseerden
v.t.t.
  1. ben genaturaliseerd
  2. bent genaturaliseerd
  3. is genaturaliseerd
  4. zijn genaturaliseerd
  5. zijn genaturaliseerd
  6. zijn genaturaliseerd
v.v.t.
  1. was genaturaliseerd
  2. was genaturaliseerd
  3. was genaturaliseerd
  4. waren genaturaliseerd
  5. waren genaturaliseerd
  6. waren genaturaliseerd
o.t.t.t.
  1. zal naturaliseren
  2. zult naturaliseren
  3. zal naturaliseren
  4. zullen naturaliseren
  5. zullen naturaliseren
  6. zullen naturaliseren
o.v.t.t.
  1. zou naturaliseren
  2. zou naturaliseren
  3. zou naturaliseren
  4. zouden naturaliseren
  5. zouden naturaliseren
  6. zouden naturaliseren
en verder
  1. heb genaturaliseerd
  2. hebt genaturaliseerd
  3. heeft genaturaliseerd
  4. hebben genaturaliseerd
  5. hebben genaturaliseerd
  6. hebben genaturaliseerd
diversen
  1. naturaliseer!
  2. naturaliseert!
  3. genaturaliseerd
  4. naturaliserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor naturaliseren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
naturaliser naturaliseren gewend raken; inburgeren

Wiktionary: naturaliseren

naturaliseren
verb
  1. (overgankelijk) het staatsburgerschap verlenen



Frans

Uitgebreide vertaling voor naturaliseren (Frans) in het Nederlands