Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. vozen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vozen (Nederlands) in het Frans

vozen:

vozen werkwoord (voos, voost, voosde, voosden, gevoosd)

  1. vozen (geslachtsgemeenschap hebben; neuken)
    baiser; grimper; avoir des rapports sexuelles; sauter; s'accoupler
    • baiser werkwoord (baise, baises, baisons, baisez, )
    • grimper werkwoord (grimpe, grimpes, grimpons, grimpez, )
    • sauter werkwoord (saute, sautes, sautons, sautez, )
    • s'accoupler werkwoord

Conjugations for vozen:

o.t.t.
  1. voos
  2. voost
  3. voost
  4. vozen
  5. vozen
  6. vozen
o.v.t.
  1. voosde
  2. voosde
  3. voosde
  4. voosden
  5. voosden
  6. voosden
v.t.t.
  1. heb gevoosd
  2. hebt gevoosd
  3. heeft gevoosd
  4. hebben gevoosd
  5. hebben gevoosd
  6. hebben gevoosd
v.v.t.
  1. had gevoosd
  2. had gevoosd
  3. had gevoosd
  4. hadden gevoosd
  5. hadden gevoosd
  6. hadden gevoosd
o.t.t.t.
  1. zal vozen
  2. zult vozen
  3. zal vozen
  4. zullen vozen
  5. zullen vozen
  6. zullen vozen
o.v.t.t.
  1. zou vozen
  2. zou vozen
  3. zou vozen
  4. zouden vozen
  5. zouden vozen
  6. zouden vozen
diversen
  1. voos!
  2. voost!
  3. gevoosd
  4. vozend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor vozen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
baiser kushand; kushandje
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avoir des rapports sexuelles geslachtsgemeenschap hebben; neuken; vozen
baiser geslachtsgemeenschap hebben; neuken; vozen
grimper geslachtsgemeenschap hebben; neuken; vozen beklimmen; inklimmen; klauteren; klimmen; omhoog gaan; omhoogklimmen; omhoogrijzen; omhoogstijgen; opklauteren; opklimmen; oprijzen; rijzen; stijgen
s'accoupler geslachtsgemeenschap hebben; neuken; vozen
sauter geslachtsgemeenschap hebben; neuken; vozen een sprongetje maken; kastanjes poffen; kletteren; over iets springen; overslaan; poffen; rammelen; springen; uiteenspatten
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
sauter laten exploderen; opblazen

Wiktionary: vozen

vozen
verb
  1. Avoir des relations sexuelles.