Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. kanker:
  2. kankeren:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kanker! (Nederlands) in het Frans

kanker! vorm van kanker:

kanker [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de kanker
    le cancer
    • cancer [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor kanker:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cancer kanker carcinoom; kankergezwel

Verwante woorden van "kanker":


Wiktionary: kanker

kanker
noun
  1. een aandoening die gekenmerkt wordt door het ongecontroleerd vermenigvuldigen van cellen
kanker
noun
  1. médecine|nocat=1 Maladie causée par une tumeur malin.

Cross Translation:
FromToVia
kanker → j'ai un cancer I have cancer — I have cancer
kanker cancer cancer — disease of uncontrolled cellular proliferation
kanker putain que fucking — as an intensifier

kankeren:

kankeren werkwoord (kanker, kankert, kankerde, kankerden, gekankerd)

  1. kankeren (over iets mopperen; klagen; mopperen; )
    se plaindre; gronder; râler à propos de quelque chose; grogner; grommeler; rouspéter; protester; bougonner; rouscailler; ronchonner
    • se plaindre werkwoord
    • gronder werkwoord (gronde, grondes, grondons, grondez, )
    • grogner werkwoord (grogne, grognes, grognons, grognez, )
    • grommeler werkwoord (grommelle, grommelles, grommelons, grommelez, )
    • rouspéter werkwoord (rouspète, rouspètes, rouspétons, rouspétez, )
    • protester werkwoord (proteste, protestes, protestons, protestez, )
    • bougonner werkwoord (bougonne, bougonnes, bougonnons, bougonnez, )
    • rouscailler werkwoord
    • ronchonner werkwoord (ronchonne, ronchonnes, ronchonnons, ronchonnez, )
  2. kankeren (zeuren)
    râler; rouspéter
    • râler werkwoord (râle, râles, râlons, râlez, )
    • rouspéter werkwoord (rouspète, rouspètes, rouspétons, rouspétez, )

Conjugations for kankeren:

o.t.t.
  1. kanker
  2. kankert
  3. kankert
  4. kankeren
  5. kankeren
  6. kankeren
o.v.t.
  1. kankerde
  2. kankerde
  3. kankerde
  4. kankerden
  5. kankerden
  6. kankerden
v.t.t.
  1. heb gekankerd
  2. hebt gekankerd
  3. heeft gekankerd
  4. hebben gekankerd
  5. hebben gekankerd
  6. hebben gekankerd
v.v.t.
  1. had gekankerd
  2. had gekankerd
  3. had gekankerd
  4. hadden gekankerd
  5. hadden gekankerd
  6. hadden gekankerd
o.t.t.t.
  1. zal kankeren
  2. zult kankeren
  3. zal kankeren
  4. zullen kankeren
  5. zullen kankeren
  6. zullen kankeren
o.v.t.t.
  1. zou kankeren
  2. zou kankeren
  3. zou kankeren
  4. zouden kankeren
  5. zouden kankeren
  6. zouden kankeren
diversen
  1. kanker!
  2. kankert!
  3. gekankerd
  4. kankerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor kankeren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bougonner brommen; kankeren; klagen; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen mompelen; op vuur pruttelen; prevelen; pruttelen; reutelen; rochelen; smoren; stoffen; sudderen
grogner brommen; kankeren; klagen; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen grommen; klagen; knorren; knorrend geluid maken; misnoegen uiten; over iets mopperen
grommeler brommen; kankeren; klagen; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen brommen; grommen; knorren; knorrend geluid maken; mompelen; murmelen; murmeren; op vuur pruttelen; pruttelen; smoren; stoffen; sudderen; zoemen
gronder brommen; kankeren; klagen; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; brullen; fulmineren; grommen; het uitgillen; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; klateren; knallen; knorren; knorrend geluid maken; kwalijk nemen; laken; nadragen; op vuur pruttelen; pruttelen; razen; smoren; stoffen; sudderen; te keer gaan; tekeergaan; terechtwijzen; tieren; uitroepen; uitschreeuwen; vermanen; voor de voeten gooien
protester brommen; kankeren; klagen; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen in tegenspraak zijn met; tegenspreken; weerspreken
ronchonner brommen; kankeren; klagen; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen knorren; knorrend geluid maken; mompelen; prevelen; protesteren; sputteren; tegenpruttelen; tegensputteren
rouscailler brommen; kankeren; klagen; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen
rouspéter brommen; kankeren; klagen; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen; zeuren foeteren; klagen; knorren; knorrend geluid maken; misnoegen uiten; over iets mopperen; protesteren; sputteren; tegenpruttelen; tegensputteren
râler kankeren; zeuren foeteren; reutelen; rochelen; sakkeren
râler à propos de quelque chose brommen; kankeren; klagen; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen
se plaindre brommen; kankeren; klagen; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen bezwaar aantekenen; bezwaar maken; bezwaren; eisen; jammeren; jeremiëren; klagen; reclameren; weeklagen; zeuren; zich beklagen

Verwante woorden van "kankeren":


Wiktionary: kankeren

kankeren
verb
  1. Faire en respirer un bruit rauque causé par l’embarras des bronches. Il se dit particulièrement des agonisants.

Cross Translation:
FromToVia
kankeren grogner; maugréer; maronner; râler; récriminer; ronchonner; rouspéter nörgelnpenetrant/störend, aber nicht aggressiv seinen Unmut äußern


Wiktionary: kanker!


Cross Translation:
FromToVia
kanker! putain; merde fuck — fuck!