Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. code:
  2. Wiktionary:
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. code:
  2. coder:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor code (Nederlands) in het Frans

code:

code [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de code (geheimschrift)
    l'écriture chiffrée; l'écriture secrète
  2. de code
    la balise
    • balise [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor code:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
balise code baak; baken; een melding geven; label; landingsbaken; notitiemarkering; tag; tonboei
écriture chiffrée code; geheimschrift
écriture secrète code; geheimschrift

Verwante woorden van "code":


Wiktionary: code

code
noun
  1. geheimschrift, versleuteling zoals bijv. een dagboekcode

Cross Translation:
FromToVia
code code code — system of principles, rules or regulations
code langage language — computer language (see also computer language)



Frans

Uitgebreide vertaling voor code (Frans) in het Nederlands

code:

code [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le code
    het winkelmerk

Vertaal Matrix voor code:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
winkelmerk code

Synoniemen voor "code":


Wiktionary: code

code
noun
  1. Ensemble de loi renfermant un système de législation sur un sujet donné
code
noun
  1. geheimschrift, versleuteling zoals bijv. een dagboekcode

Cross Translation:
FromToVia
code wetboek code — body of law
code code code — system of principles, rules or regulations

codé:


Synoniemen voor "codé":


code vorm van coder:

coder werkwoord (code, codes, codons, codez, )

  1. coder (encoder)
    coderen
    • coderen werkwoord (codeer, codeert, codeerde, codeerden, gecodeerd)

Conjugations for coder:

Présent
  1. code
  2. codes
  3. code
  4. codons
  5. codez
  6. codent
imparfait
  1. codais
  2. codais
  3. codait
  4. codions
  5. codiez
  6. codaient
passé simple
  1. codai
  2. codas
  3. coda
  4. codâmes
  5. codâtes
  6. codèrent
futur simple
  1. coderai
  2. coderas
  3. codera
  4. coderons
  5. coderez
  6. coderont
subjonctif présent
  1. que je code
  2. que tu codes
  3. qu'il code
  4. que nous codions
  5. que vous codiez
  6. qu'ils codent
conditionnel présent
  1. coderais
  2. coderais
  3. coderait
  4. coderions
  5. coderiez
  6. coderaient
passé composé
  1. ai codé
  2. as codé
  3. a codé
  4. avons codé
  5. avez codé
  6. ont codé
divers
  1. code!
  2. codez!
  3. codons!
  4. codé
  5. codant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor coder:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
coderen chiffrage
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
coderen coder; encoder encoder

Synoniemen voor "coder":


Wiktionary: coder

coder
verb
  1. in een code brengen

Cross Translation:
FromToVia
coder vercijferen; coderen; versleutelen; encrypteren encrypt — to conceal information by means of a code or cipher

Verwante vertalingen van code