Nederlands
Uitgebreide vertaling voor aflaten (Nederlands) in het Frans
aflaten:
-
aflaten (ophouden)
Conjugations for aflaten:
o.t.t.
- laat af
- laat af
- laat af
- laten af
- laten af
- laten af
o.v.t.
- liet af
- liet af
- liet af
- lieten af
- lieten af
- lieten af
v.t.t.
- heb afgelaten
- hebt afgelaten
- heeft afgelaten
- hebben afgelaten
- hebben afgelaten
- hebben afgelaten
v.v.t.
- had afgelaten
- had afgelaten
- had afgelaten
- hadden afgelaten
- hadden afgelaten
- hadden afgelaten
o.t.t.t.
- zal aflaten
- zult aflaten
- zal aflaten
- zullen aflaten
- zullen aflaten
- zullen aflaten
o.v.t.t.
- zou aflaten
- zou aflaten
- zou aflaten
- zouden aflaten
- zouden aflaten
- zouden aflaten
diversen
- laat af!
- laat af!
- afgelaten
- aflatende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor aflaten:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
arrêter | aborteren; stilhouden; stoppen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
arrêter | aflaten; ophouden | aanhouden; afhouden; afsluiten; afzetten; arresteren; beletten; beslissen; besluiten; beëindigen; dwarsbomen; dwarsliggen; een einde maken aan; eindigen; ermee uitscheiden; ervanaf houden; gesprek beëindigen; gevangennemen; halt houden; in hechtenis nemen; inrekenen; opgeven; ophouden; oppakken; remmen; staken; stelpen; stillen; stilstaan; stilzetten; stoppen; stopzetten; tegenhouden; tegenwerken; temporiseren; tot staan brengen; tot stilstand brengen; tot stilstand komen; uitdoen; uitmaken; uitschakelen; uitscheiden; uitzetten; vatten; vertragen; weerhouden |
Wiktionary: aflaten
aflaten
verb
-
Mettre en position plus basse, faire descendre, diminuer la hauteur.
- abaisser → in discrediet brengen; herleiden; inkrimpen; reduceren; vereenvoudigen; zetten; ruïneren; te gronde richten; ten val brengen; verderven; aflaten; laten zakken; neerhalen; inkorten; verminderen; kleineren; afbreken; afgeven op; afkammen; trekken; een streep trekken; neerlaten; strijken; vellen; afdraaien; verlagen; kleinmaken; vernederen; verootmoedigen
-
Discontinuer, arrêter, finir, interrompre, terminer.