Nederlands

Uitgebreide vertaling voor volmaakt (Nederlands) in het Frans

volmaakt:

volmaakt bijvoeglijk naamwoord

  1. volmaakt (perfect; ideaal)
    parfait; parfaitement; impeccable; absolu
  2. volmaakt (uitstekend; uitmuntend; voortreffelijk; perfect; patent)
    parfait; excellent; parfaitement; impeccable; très bien; excellant; excellemment; à la perfection; à merveille; super; brillamment; excellement; d'une façon parfaite
  3. volmaakt (perfect; foutloos)
    parfait; parfaitement; excellent; fini; intégral; sans fautes; tout à fait; final; impeccable; achevé; complet; correct; total

Vertaal Matrix voor volmaakt:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
absolu volstrektheid; zekerheid
complet kostuum; maatpak; pak
final finale; laatste opvoering; slotstuk; sluitstuk
parfait consumptie-ijs; consumptieijsjes; ijs; ijsje; ijsjes; roomijs
total complete som; conclusie; eindsom; gevolgtrekking; slotsom; slotsommen; totaalbedrag; totaalbedragen; volledige bedrag
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
complet foutloos; perfect; volmaakt algeheel; beslist; compleet; feitelijk; gaaf; geheid; gehele; gewis; heel; helemaal; heus; intact; integraal; kompleet; plenair; reëel; stellig; totaal; uitverkocht; vast; vast en zeker; volgeboekt; volkomen; volledig; volleerd; volslagen; voltallig; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
absolu ideaal; perfect; volmaakt absoluut; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker
achevé foutloos; perfect; volmaakt af; afgedaan; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; volbracht; voleindigd; volleerd; voltooid; voorbij
brillamment patent; perfect; uitmuntend; uitstekend; volmaakt; voortreffelijk beter dan de rest; betoverend; briljante; fonkelend; glinsterend; luisterrijk; magnifiek; prachtig; schitterend; uitblinkend; uitstek
correct foutloos; perfect; volmaakt beschaafd; correct; decent; deugdzaam; eerbaar; eerzaam; fatsoenlijk; gepast; goed; hebbelijk; juist; juiste; keurig; kies; krek; loepzuiver; manierlijk; naar behoren; net; netjes; onberispelijk; onbesproken; ordentelijk; precies; respectabel; welgemanierd; welopgevoed; welvoeglijk; zedig
d'une façon parfaite patent; perfect; uitmuntend; uitstekend; volmaakt; voortreffelijk briljant; excellent; puik; subliem; superbe; uitgelezen; uitgezocht; uitmuntend; uitnemend; uitstekend; voortreffelijk
excellant patent; perfect; uitmuntend; uitstekend; volmaakt; voortreffelijk
excellement patent; perfect; uitmuntend; uitstekend; volmaakt; voortreffelijk briljant; excellent; puik; subliem; superbe; uitgelezen; uitgezocht; uitmuntend; uitnemend; uitstekend; voortreffelijk
excellemment patent; perfect; uitmuntend; uitstekend; volmaakt; voortreffelijk
excellent foutloos; patent; perfect; uitmuntend; uitstekend; volmaakt; voortreffelijk allerbest; beter dan de rest; briljant; eersteklas; eersterangs; excellent; fantastisch; fenomenaal; formidabel; geniaal; geweldig; goddelijk; grandioos; groots; heerlijk; hemels; kostelijk; lekker; lumineus; magnifiek; opperbest; overheerlijk; paradijselijk; prachtig; puik; reuzelekker; schitterend; smakelijk; subliem; superbe; top; tot de beste klasse behorend; uitblinkend; uitgelezen; uitgezocht; uitmuntend; uitnemend; uitstekend; verrukkelijk; voortreffelijk; zalig
final foutloos; perfect; volmaakt absoluut; achterste; definitieve; finaal; laatste; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; ten laatste; ten langen leste; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker
fini foutloos; perfect; volmaakt af; afgedaan; afgelopen; afgerond; beëindigd; doorgekookt; eruit; gaar; gecompleteerd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; volbracht; voleindigd; voltooid; voorbij
impeccable foutloos; ideaal; patent; perfect; uitmuntend; uitstekend; volmaakt; voortreffelijk brandhelder; brandschoon; briljant; correct; eersteklas; eersterangs; excellent; feilloos; flitsend; foutloos; gaaf; gelikt; hip; keurig; kraakhelder; onaangetast; onberispelijk; onbesproken; onverbeterlijk; opperbest; picobello; piekfijn; puik; puntgaaf; smetteloos; snel; subliem; superbe; tiptop; top; tot de beste klasse behorend; trendy; uitgelezen; uitgezocht; uitmuntend; uitnemend; uitstekend; vlekkeloos; vlot; voortreffelijk; zuiver
intégral foutloos; perfect; volmaakt algeheel; allemaal; alles; compleet; integraal; koel; kompleet; koud; onaangebroken; onaangedaan; onaangeroerd; onaangetast; onberoerd; onbewogen; ongebruikt; ongeopend; onverkort; volkomen; volledig; volslagen
parfait foutloos; ideaal; patent; perfect; uitmuntend; uitstekend; volmaakt; voortreffelijk akkoord; beslist; briljant; excellent; fantastisch; feitelijk; gaaf; geheid; gelikt; geweldig; gewis; grandioos; groots; heus; in orde; magnifiek; mee eens; onaangetast; perfekt; picobello; piekfijn; puik; puntgaaf; reëel; schitterend; stellig; subliem; superbe; tiptop; uitgelezen; uitgezocht; uitmuntend; uitnemend; uitstekend; vast; vast en zeker; volleerd; voortreffelijk; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker
parfaitement foutloos; ideaal; patent; perfect; uitmuntend; uitstekend; volmaakt; voortreffelijk alleszins; briljant; excellent; gaaf; in alle opzichten; onaangetast; puik; puntgaaf; subliem; superbe; uitgelezen; uitgezocht; uitmuntend; uitnemend; uitstekend; voortreffelijk
sans fautes foutloos; perfect; volmaakt loepzuiver
super patent; perfect; uitmuntend; uitstekend; volmaakt; voortreffelijk briljant; excellent; flitsend; gigantisch; hip; immens; kolossaal; puik; reusachtig; reuzeleuk; snel; subliem; superbe; trendy; uitgelezen; uitgezocht; uitmuntend; uitnemend; uitstekend; vlot; voortreffelijk; zeer groot
total foutloos; perfect; volmaakt allemaal; alles; compleet; faliekant; finaal; gehele; hartstikke; helemaal; integraal; totaal; vierkant; volledig; volstrekt
tout à fait foutloos; perfect; volmaakt jazeker; waarlijk; zeker
très bien patent; perfect; uitmuntend; uitstekend; volmaakt; voortreffelijk best; briljant; excellent; puik; subliem; superbe; uitgelezen; uitgezocht; uitmuntend; uitnemend; uitstekend; voortreffelijk
à la perfection patent; perfect; uitmuntend; uitstekend; volmaakt; voortreffelijk briljant; excellent; gelikt; picobello; piekfijn; puik; subliem; superbe; tiptop; uitgelezen; uitgezocht; uitmuntend; uitnemend; uitstekend; voortreffelijk
à merveille patent; perfect; uitmuntend; uitstekend; volmaakt; voortreffelijk briljant; excellent; hoogwaardig; perfect; prima; puik; subliem; superbe; uitgelezen; uitgezocht; uitmuntend; uitnemend; uitstekend; van goede kwaliteit; voortreffelijk

Verwante woorden van "volmaakt":

  • volmaaktheid, volmaakter, volmaaktere, volmaaktst, volmaaktste

Wiktionary: volmaakt

volmaakt
adverb
  1. zonder enig gebrek
volmaakt
Cross Translation:
FromToVia
volmaakt idéal; parfait ideal — being perfect

volmaken:

volmaken werkwoord (volmaak, volmaakt, volmaakte, volmaakten, volmaakt)

  1. volmaken (voltooien; completeren; afronden; )
    compléter; finir; accomplir; achever; mettre au point; effectuer; supprimer; terminer; conclure; mettre fin à; réussir à achever; compléter quelque chose; faire; se terminer; exécuter; parfaire; parachever; prendre fin; en finir; s'achever; s'acquitter de
    • compléter werkwoord (complète, complètes, complétons, complétez, )
    • finir werkwoord (finis, finit, finissons, finissez, )
    • accomplir werkwoord (accomplis, accomplit, accomplissons, accomplissez, )
    • achever werkwoord (achève, achèves, achevons, achevez, )
    • mettre au point werkwoord
    • effectuer werkwoord (effectue, effectues, effectuons, effectuez, )
    • supprimer werkwoord (supprime, supprimes, supprimons, supprimez, )
    • terminer werkwoord (termine, termines, terminons, terminez, )
    • conclure werkwoord (conclus, conclut, concluons, concluez, )
    • mettre fin à werkwoord
    • faire werkwoord (fais, fait, faisons, faites, )
    • se terminer werkwoord
    • exécuter werkwoord (exécute, exécutes, exécutons, exécutez, )
    • parfaire werkwoord (parfais, parfait, parfaisons, parfaites, )
    • parachever werkwoord (parachève, parachèves, parachevons, parachevez, )
    • prendre fin werkwoord
    • en finir werkwoord
    • s'achever werkwoord
    • s'acquitter de werkwoord
  2. volmaken (volstorten; vullen; volplempen)
    remplir; bourrer; combler
    • remplir werkwoord (remplis, remplit, remplissons, remplissez, )
    • bourrer werkwoord (bourre, bourres, bourrons, bourrez, )
    • combler werkwoord (comble, combles, comblons, comblez, )

Conjugations for volmaken:

o.t.t.
  1. volmaak
  2. volmaakt
  3. volmaakt
  4. volmaken
  5. volmaken
  6. volmaken
o.v.t.
  1. volmaakte
  2. volmaakte
  3. volmaakte
  4. volmaakten
  5. volmaakten
  6. volmaakten
v.t.t.
  1. heb volmaakt
  2. hebt volmaakt
  3. heeft volmaakt
  4. hebben volmaakt
  5. hebben volmaakt
  6. hebben volmaakt
v.v.t.
  1. had volmaakt
  2. had volmaakt
  3. had volmaakt
  4. hadden volmaakt
  5. hadden volmaakt
  6. hadden volmaakt
o.t.t.t.
  1. zal volmaken
  2. zult volmaken
  3. zal volmaken
  4. zullen volmaken
  5. zullen volmaken
  6. zullen volmaken
o.v.t.t.
  1. zou volmaken
  2. zou volmaken
  3. zou volmaken
  4. zouden volmaken
  5. zouden volmaken
  6. zouden volmaken
diversen
  1. volmaak!
  2. volmaakt!
  3. volmaakt
  4. volmakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor volmaken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
combler aanplempen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
accomplir afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien afleggen; bedingen; bewerkstelligen; doen; fixen; handelen; klaarspelen; lappen; meters maken; realiseren; totstandbrengen; uitrichten; uitvoeren; verrichten; verwerkelijken; verwezenlijken; voltrekken; voor elkaar krijgen; waarmaken; zich voltrekken
achever afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien aankomen; afdoen; afmaken; afronden; afslijten door erop te zitten; afsluiten; afzitten; betalen; beëindigen; completeren; een einde maken aan; eindigen; fiksen; finishen; in orde maken; klaarspelen; klaren; laatste gedeelte afmaken; ledigen; leegdrinken; leegmaken; opdrinken; ophouden; perfectioneren; regelen; stoppen; ten einde dragen; ten einde schrijven; ten einde spelen; uitdragen; uitdrinken; vereffenen; vervolledigen; vervolmaken; voldoen; voldragen; volledig maken; voltooien; voor elkaar krijgen
bourrer volmaken; volplempen; volstorten; vullen farceren; ineen duwen; opvullen; proppen; voleten; volpompen; volproppen; volschenken; volschransen; volstoppen; volvreten; vullen
combler volmaken; volplempen; volstorten; vullen volgieten; volgooien; volzetten; vullen
compléter afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien aanvullen; afmaken; afronden; compleet maken; completeren; laatste gedeelte afmaken; perfectioneren; toevoegen; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltallig maken; voltooien
compléter quelque chose afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien
conclure afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien afleiden; afronden; afsluiten; beslissen; besluiten; beëindigen; completeren; concluderen; deduceren; een einde maken aan; een gevolgtrekking maken; eindigen; laatste gedeelte afmaken; naar einde toewerken; ophouden; opmaken uit; stoppen
effectuer afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien arbeiden; bedingen; bewerkstelligen; controleren; fixen; klaarspelen; lappen; nagaan; nakijken; realiseren; totstandbrengen; verwerkelijken; verwezenlijken; voltrekken; voor elkaar krijgen; werken; zich voltrekken
en finir afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien afsluiten; beëindigen; een einde maken aan; eindigen; ophouden; stoppen
exécuter afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien afmaken; arbeiden; bedingen; bewerkstelligen; doen; doodschieten; doodvonnis uitvoeren; executeren; fixen; handelen; klaarspelen; koudmaken; lappen; liquideren; om het leven brengen; ombrengen; plegen; ter dood brengen; terechtstellen; uit de weg ruimen; uitrichten; uitvoeren; vermoorden; verrichten; voltrekken; volvoeren; voor elkaar krijgen; werken; zich voltrekken
faire afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien aandoen; aanrichten; aanstichten; aanvangen; beginnen; beoefenen; berokkenen; doen; handelen; in het leven roepen; maken; plegen; praktiseren; scheppen; sport uitoefenen; starten; tot stand brengen; uitoefenen; uitrichten; uitvoeren; van start gaan; veroorzaken; verrichten; voor elkaar krijgen
finir afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien afdoen; aflopen; aflopen met; afmaken; afronden; afsluiten; beslissen; besluiten; beëindigen; completeren; een einde maken aan; eindigen; eten; fiksen; in orde maken; klaarspelen; klaren; laatste gedeelte afmaken; ledigen; leegdrinken; leegeten; leeghalen; leegmaken; legen; opdrinken; opeten; opgebruiken; ophouden; opkrijgen; opmaken; opvreten; perfectioneren; regelen; stoppen; ten einde lopen; uitdrinken; uitkrijgen; uitraken; uitspelen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien; voor elkaar krijgen; voorbijgaan; vreten
mettre au point afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien aanpassen; afsluiten; afstellen; afstemmen; beëindigen; bijstellen; een einde maken aan; eindigen; fiksen; focussen; gelijkschakelen; goedmaken; herstellen; maken; ophouden; rechtzetten; repareren; scherp stellen; scherp zetten; stoppen; verstellen
mettre fin à afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien afsluiten; beslissen; besluiten; beëindigen; een einde maken aan; eindigen; ophouden; stoppen
parachever afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien afsluiten; bevorderd worden; beëindigen; bijwerken; een einde maken aan; eindigen; hogerop komen; ophouden; retoucheren; stoppen; zich opwerken
parfaire afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien afmaken; bijschaven; completeren; perfectioneren; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien
prendre fin afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien aflopen; afsluiten; beslissen; besluiten; beëindigen; een einde maken aan; eindigen; ophouden; stoppen; ten einde lopen; uitraken; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan
remplir volmaken; volplempen; volstorten; vullen aanvullen; bedekken; bekleden; beslaan; bijvullen; completeren; farceren; invullen; opvullen; overtrekken; ruimte innemen; toevoegen; volgieten; volgooien; volpompen; volschenken; voltallig maken; vullen
réussir à achever afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien fiksen; klaarspelen; voor elkaar krijgen
s'achever afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien aflopen; afsluiten; beëindigen; een einde maken aan; eindigen; ophouden; stoppen; teneindelopen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan
s'acquitter de afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien aanzuiveren; betalen; doen; genoegdoen; handelen; kwijten; nabetalen; uitrichten; uitvoeren; vereffenen; verrichten; voldoen; zich kwijten
se terminer afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien aflopen; aflopen met; afsluiten; beëindigen; een einde maken aan; eindigen; ophouden; stoppen; ten einde lopen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan
supprimer afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien afbestellen; afbreken; afgelasten; afmaken; afschaffen; afschrijven; afzeggen; annuleren; breken; doden; doodmaken; doodslaan; intrekken; liquideren; neerhalen; nietig verklaren; nullificeren; ombrengen; omverhalen; ondervangen; opbreken; opdoeken; opheffen; slopen; teniet doen; uit elkaar halen; uitroeien; van kant maken; verijdelen; vermoorden; vernietigen; verwijderen; zuur opbreken
terminer afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien afdoen; aflopen; afsluiten; beslissen; besluiten; beëindigen; een einde maken aan; eindigen; in orde maken; klaren; ledigen; leegdrinken; leegmaken; naar einde toewerken; opdrinken; ophouden; regelen; stoppen; ten einde dragen; teneindelopen; uitdragen; uitdrinken; uitkrijgen; uitspelen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voldragen; voorbijgaan

Wiktionary: volmaken

volmaken
Cross Translation:
FromToVia
volmaken compléter complement — to complete