Nederlands
Uitgebreide vertaling voor schellen (Nederlands) in het Frans
schellen:
-
de schellen
-
schellen
Conjugations for schellen:
o.t.t.
- schel
- schelt
- schelt
- schellen
- schellen
- schellen
o.v.t.
- schelde
- schelde
- schelde
- schelden
- schelden
- schelden
v.t.t.
- heb gescheld
- hebt gescheld
- heeft gescheld
- hebben gescheld
- hebben gescheld
- hebben gescheld
v.v.t.
- had gescheld
- had gescheld
- had gescheld
- hadden gescheld
- hadden gescheld
- hadden gescheld
o.t.t.t.
- zal schellen
- zult schellen
- zal schellen
- zullen schellen
- zullen schellen
- zullen schellen
o.v.t.t.
- zou schellen
- zou schellen
- zou schellen
- zouden schellen
- zouden schellen
- zouden schellen
en verder
- ben gescheld
- bent gescheld
- is gescheld
- zijn gescheld
- zijn gescheld
- zijn gescheld
diversen
- schel!
- schelt!
- gescheld
- schellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor schellen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
sonner | aanbellen; bellen | |
sonnettes | schellen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
sonner | schellen | aanbellen; beieren; bellen; bonzen; kletteren; klingelen; klokluiden; luiden; rammelen; rinkelen; tingelen; tinkelen |
Verwante woorden van "schellen":
schel:
-
de schel (bel)
Vertaal Matrix voor schel:
Verwante woorden van "schel":
Wiktionary: schel
schel
Cross Translation:
adjective
-
Qui est d’un goût âpre, se dit d’un vin acide, dur et âpre
-
Qui a une saveur acide et amère provoquant un sentiment désagréable.
-
Qui a un aspect pointu, tranchant, voire déchirer.
-
Qui couper.
-
Qui produire une douleur âpre et aiguë.
-
délié, menu, mince ou étroit.
-
Qui couper ou qui est propre à couper.
-
didact|fr Qui mordre.
-
Qui percer, qui pénétrer.
-
Qui piquer.
-
Qui se termine en pointe
-
Qui pénétrer.
-
Qui avancer, qui sortir en dehors.
-
Qui est en vie.
-
Qui a quelque chose de piquant et d’irritant.
-
Qui, par sa rudesse ou son âcreté, produit une sensation désagréable aux organes du toucher, de l’ouïe ou du goût.
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• schel | → aigue; aigu | ↔ brazen — Sounding harsh and loud. |