Overzicht
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
- overweldigend:
- overweldigen:
-
Wiktionary:
- overweldigend → magnifique
- overweldigend → titanesque, colossal, monumental
- overweldigen → écraser, contraindre, forcer
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor overweldigend (Nederlands) in het Frans
overweldigend:
-
overweldigend (overdonderend; imposant)
esbroufant; imposant; énormément-
esbroufant bijvoeglijk naamwoord
-
imposant bijvoeglijk naamwoord
-
énormément bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor overweldigend:
Verwante woorden van "overweldigend":
Wiktionary: overweldigend
overweldigend
Cross Translation:
adjective
-
Qui est plein de magnificence, somptueux.
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• overweldigend | → titanesque; colossal; monumental | ↔ daunting — overwhelming, intimidatingly impressive |
overweldigend vorm van overweldigen:
-
overweldigen (overmeesteren; zich meester maken van; overmannen)
vaincre; maîtriser; apprivoiser; envahir; posséder; gagner; soumettre; dominer; dompter; arriver; terrasser-
vaincre werkwoord (vaincs, vainc, vainquons, vainquez, vainquent, vainquais, vainquait, vainquions, vainquiez, vainquaient, vainquis, vainquit, vainquîmes, vainquîtes, vainquirent, vaincrai, vaincras, vaincra, vaincrons, vaincrez, vaincront)
-
maîtriser werkwoord (maîtrise, maîtrises, maîtrisons, maîtrisez, maîtrisent, maîtrisais, maîtrisait, maîtrisions, maîtrisiez, maîtrisaient, maîtrisai, maîtrisas, maîtrisa, maîtrisâmes, maîtrisâtes, maîtrisèrent, maîtriserai, maîtriseras, maîtrisera, maîtriserons, maîtriserez, maîtriseront)
-
apprivoiser werkwoord (apprivoise, apprivoises, apprivoisons, apprivoisez, apprivoisent, apprivoisais, apprivoisait, apprivoisions, apprivoisiez, apprivoisaient, apprivoisai, apprivoisas, apprivoisa, apprivoisâmes, apprivoisâtes, apprivoisèrent, apprivoiserai, apprivoiseras, apprivoisera, apprivoiserons, apprivoiserez, apprivoiseront)
-
envahir werkwoord (envahis, envahit, envahissons, envahissez, envahissent, envahissais, envahissait, envahissions, envahissiez, envahissaient, envahîmes, envahîtes, envahirent, envahirai, envahiras, envahira, envahirons, envahirez, envahiront)
-
posséder werkwoord (possède, possèdes, possédons, possédez, possèdent, possédais, possédait, possédions, possédiez, possédaient, possédai, possédas, posséda, possédâmes, possédâtes, possédèrent, posséderai, posséderas, possédera, posséderons, posséderez, posséderont)
-
gagner werkwoord (gagne, gagnes, gagnons, gagnez, gagnent, gagnais, gagnait, gagnions, gagniez, gagnaient, gagnai, gagnas, gagna, gagnâmes, gagnâtes, gagnèrent, gagnerai, gagneras, gagnera, gagnerons, gagnerez, gagneront)
-
soumettre werkwoord (soumets, soumet, soumettons, soumettez, soumettent, soumettais, soumettait, soumettions, soumettiez, soumettaient, soumis, soumit, soumîmes, soumîtes, soumirent, soumettrai, soumettras, soumettra, soumettrons, soumettrez, soumettront)
-
dominer werkwoord (domine, domines, dominons, dominez, dominent, dominais, dominait, dominions, dominiez, dominaient, dominai, dominas, domina, dominâmes, dominâtes, dominèrent, dominerai, domineras, dominera, dominerons, dominerez, domineront)
-
dompter werkwoord (dompte, domptes, domptons, domptez, domptent, domptais, domptait, domptions, domptiez, domptaient, domptai, domptas, dompta, domptâmes, domptâtes, domptèrent, dompterai, dompteras, domptera, dompterons, dompterez, dompteront)
-
arriver werkwoord (arrive, arrives, arrivons, arrivez, arrivent, arrivais, arrivait, arrivions, arriviez, arrivaient, arrivai, arrivas, arriva, arrivâmes, arrivâtes, arrivèrent, arriverai, arriveras, arrivera, arriverons, arriverez, arriveront)
-
terrasser werkwoord (terrasse, terrasses, terrassons, terrassez, terrassent, terrassais, terrassait, terrassions, terrassiez, terrassaient, terrassai, terrassas, terrassa, terrassâmes, terrassâtes, terrassèrent, terrasserai, terrasseras, terrassera, terrasserons, terrasserez, terrasseront)
-
Conjugations for overweldigen:
o.t.t.
- overweldig
- overweldigt
- overweldigt
- overweldigen
- overweldigen
- overweldigen
o.v.t.
- overweldigde
- overweldigde
- overweldigde
- overweldigden
- overweldigden
- overweldigden
v.t.t.
- heb overweldigd
- hebt overweldigd
- heeft overweldigd
- hebben overweldigd
- hebben overweldigd
- hebben overweldigd
v.v.t.
- had overweldigd
- had overweldigd
- had overweldigd
- hadden overweldigd
- hadden overweldigd
- hadden overweldigd
o.t.t.t.
- zal overweldigen
- zult overweldigen
- zal overweldigen
- zullen overweldigen
- zullen overweldigen
- zullen overweldigen
o.v.t.t.
- zou overweldigen
- zou overweldigen
- zou overweldigen
- zouden overweldigen
- zouden overweldigen
- zouden overweldigen
en verder
- ben overweldigd
- bent overweldigd
- is overweldigd
- zijn overweldigd
- zijn overweldigd
- zijn overweldigd
diversen
- overweldig!
- overweldigt!
- overweldigd
- overweldigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
overweldigen (overstelpen)
Vertaal Matrix voor overweldigen:
Wiktionary: overweldigen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• overweldigen | → écraser | ↔ crush — to overcome completely |
• overweldigen | → contraindre; forcer | ↔ force — compel (someone to do something) |